damkop zo sterk, dat hier een aanzienlijk
zandverlies ontstond. Door een dwarsdammetje
tussen de Oesterdam en de hoogwaterkering
aan te leggen werd dit probleem opgelost. Om
te voorkomen dat opnieuw kopeffecten zouden
ontstaan bij het verder uitbouwen van de dam,
werd na ongeveer 500 m weer een hulpdam
gelegd; de eerste hulpdam kon toen weer
worden opgeruimd. Door in zo'n verbindings-
dam een stalen pijp op te nemen met een door
snede van 1 m en voorzien van een terugslag
klep, kon de waterstand in het getijvrije gebied
verlaagd worden tot ongeveer N.A.P. - 0,5 m.
Dit vergemakkelijkte het aanbrengen van de
definitieve oeverbescherming aan de kanaalzij
de. De laatste verbindingsdam, 2,6 km vanaf
het begin van de dam, was in het bestek
opgenomen, en moest aan het eind van het
werk worden gehandhaafd.
210
Fig. 1. Situatie van het
zuidelijke damvak van de
Oesterdam