vlak naast de weg moeten worden gegraven, zodat een grondkering nodig is om de weg in stand te houden. Reeds bij de aanleg van de brug worden hiertoe aan weerszijden damwand- schermen geheid. De plaats waar de leidingen uit de brug komen en de grond ingaan wordt afgesloten met een afrastering, 2,50 m hoog. Het uiterlijk aanzien van de spoorbrug komt om plantechnische en esthetische redenen vrijwel met dat van de rijkswegen overeen (figuur 6). De dwingende exploitatie-eis en de onmo gelijkheid de spoorbaan tijdens de uitvoerings periode tijdelijk om te leggen, vergt een andere uitvoeringsmethodiek dan bij bruggen in rijkswegen veelal gebruikelijk. Vooraf worden de sporen opgevangen door twee series van hulpbruggen van verschillende lengten, in totaal 340 m. De steunpunten var, deze bruggen bestaan uit achttien stalen jukken; de stalen palen, 3 stuks per juk, worden 's nachts in de spoorbaan geheid. Ook de hulpbruggen worden 's nachts gelegd. Eerst daarna kan de spoorbaan worden ingegraven voor het heiwerk van de betonpalen en het betonwerk aan de pijlers. De betonpalen van de landhoofden worden eveneens 's nachts ingeheid. Op onderheide hulpsteunpunten in het verleng de van de definitieve, en beide voorzien van glij-opleggingen, worden aan de noordzijde naast de spoorbaan de brugdekken gemaakt, compleet met ballastbed en sporen. Zodra alles gereed is verwijdert men, wederom 's nachts, de hulpbruggen, terwijl gelijktijdig het tijdelijk tot 150 m lengte gekoppelde dek wordt inge schoven. Na aansluiting van de sporen is de spoorkruising gereed, op het afwerken en opruimen van de onderdelen na. De constructie van de brug bestaat uit een gewapend-betonnen brugplaat, die ondersteund wordt door vier tussensteunpunten en twee eindopleggingen, gefundeerd op betonnen palen met een diameter van 0,45 m. Uitvoering Bij het verrichten van het grondonderzoek in de voorbereidingsfase kon een aantal sonderingen niet tot op de gewenste diepte worden uitge voerd. Na bestudering van oude tekeningen bleek waarom: ter plaatse van deze sonderingen heeft vroeger een dijk gelegen. Het leek mogelijk dat achtergebleven resten van de bekleding de oorzaak zouden kunnen zijn van het blijven steken van de sondeerconus. Een andere oorzaak zou kunnen zijn dat de conus op een bom uit de tweede wereldoorlog was gestoten; tijdens de bouw van de bruggen ove het Schelde-Rijnkanaal en bij de aanleg van de aansluitende wegen was namelijk ook een aantal bommen gevonden. Vóór het heien van de palen ter plaatse van de mislukte sonderingei heeft men een kunststofbuis in de grond gebracht, en in deze buis een metaaldetector neergelaten. Die heeft wel de aanwezigheid van enig metaal aangetoond, maar volgens de experts was de massa daarvan zo gering dat het geen bom kon zijn. Het heien van de stalen palen heeft echter nog de nodige moeite gekost, met name bij de palen met een diameter van 1,40 m. Daar uit ervaring bekend was dat het heien van grote palen door een zandophoging met hoge sondeerwaarde heen een moeizaam karwei kar zijn is men als volgt te werk gegaan: eerst werd een stalen buis met een diameter van 1,70 m en een lengte van 9 m met een trilblok in de grond gebracht. Dan werd de grond uit de buis verwijderd, waarn? men de eigenlijke paal erin kon plaatsen, en met het trilblok zo ver mogelijk, 12 a 15 m, de grond in trillen. Voor de laatste meters is een dieselblok toegepast. Een aantal palen zijn met dit blok niet op diepte gekomen; ze bleven steken op 1 a 1,5 m boven het vereiste niveau. Met behulp van een zwaarder blok is geprobeerd om ze alsnog op diepte te krijgen, maar niet bij alle palen lukte dat. Na overleg met het laboratoriur voor Grondmechanica is besloten om ze hogei te laten staan. Eén buis is 5 m te hoog blijven staan; gevreesi werd dat hij of opengespleten óf dichtgeknepe zou zijn. Echter, nadat de grond er uit was verwijderd bleek er niets aan de hand te zijn er is hij verder geheid. Even voordat deze paal op diepte was is hij gevuld met zand en daarna geheid tot het vereiste niveau. Door deze werkwijze is het zand verdicht, waardoor voldoende wrijving langs de binnen wand werd gemobiliseerd en daarmee voldoer de draagvermogen. Overigens is tot hiertoe dt uitvoering van het werk probleemloos verlopet Tijdens de bouw van de bruggen moest uiteraard het verkeer door kunnen gaan. Hiertoe zijn bij de bruggen in de Bathseweg er rijksweg 258 naast de te bouwen bruggen tijdelijke wegen aangelegd, terwijl het verkeer op rijksweg A58 tijdens de bouw van de noor delijke brug over de zuidelijke rijbaan wordt geleid, en andersom. 220

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1983 | | pagina 40