Fi 1.1. Opbouwvandedrempel
o i de pijlers
Fig. 2. Valsnelheid van stenen
onder water
Fig. 3. Trefplaatsen op de
pijlers
I cht. Grootte en tijdsduur van de stoot werden
c registreerd met ingelijmde versnellingsopne-
r ers in de stenen. Er zijn ook metingen
v rricht met onder de te beproeven plaat
c ;situeerde drukdozen. De twee methoden
c ven overeenkomende resultaten te zien. De
g meten tijdsduren van de stoten, die varieer-
d n van 4 tot 10 milliseconden, bevestigden
d t het karakter van de starre stoot goed was
g ïmiteerd.
F enig verkennend onderzoek is een groot
a ntal valproeven uitgevoerd om tot een
s tistische bewerking van de gemeten stoot-
k chten en beschadigingen te kunnen komen
(t bel 2). Aan de hand van de gemeten stoot-
ki chten is vervolgens voor verschillende
st engewichten een 5%-overschrijdingslijn
se nengesteld (figuur 5).
D gemeten stootkrachten bleken wel 10 maal
zo laag te zijn als de theoretische, berekende
waarden. Bij dezelfde steengewichten kwam
een grote variatie voor in stootkrachten:
sommige waren wel 4 keer zo groot als andere.
Van grote invloed op de stootkrachten bleek de
positie van het trefpunt ten opzichte van het
zwaartepunt van de steen. Ook de vorm van
het trefvlak was van belang. Een klein trefvlak
veroorzaakt een kortdurende stoot met een
hoge stootkracht, terwijl een groter trefvlak de
stoot langer doet duren, maar ook minder
krachtig maakt. In figuur 6 is te zien dat de
grafische voorstelling van het verloop van de
stootkracht erin beide gevallen zeer verschillend
uitziet, maar een ongeveer even groot oppervlak
begrenst.
Stootkrachtmetingen voor betonkubussen van
2500 kg leverden stootkrachten op die een
factor 2 a 3 zo laag lagen als die met basaltste-
257