De Markiezaatskade gesloten.
Rechts de Schelde-Rijn-verbin-
ding, links het Markiezaat.
kelingen. Een tweede reden is, dat het gebied
tot 1986 nog aan zout getijde-water grenst. Dit
brengt andere waterhuishoudkundige randvoor
waarden en mogelijkheden met zich dan in de
situatie na 1986, als het Zoommeer zoet zal
zijn. Ook vinden in die periode nog werkzaam
heden plaats in het kader van de Deltawerken,
met name de berging van specie uit het
Spuikanaal Bath in de zuigput in het zuiden van
het gebied, en in de waterscheiding en de
landtong in het Noordoosten. Bovendien is een
gefaseerde aanpak voor een nieuw gebied in
ontwikkeling wel gunstig, om de maatregelen
voortdurend af te kunnen stemmen op ontwik
keling in functies en op de ecologische ontwik
kelingen en mogelijkheden van het gebied.
Om de in het Markiezaat op korte termijn te
nemen inrichtings- en beheersmaatregelen op
een duidelijke manier te kunnen presenteren is
het gebied ingedeeld in een aantal deelgebie
den, die zijn onderscheiden op grond van
landschappelijke verschillen, van te verwachten
toekomstige ontwikkeling en op grond van
verschillen in huidige of toekomstige gebruiks-
vormen (figuur 1Voor ieder van de gebieden
is hethuidige gebruiken eigendom aangegeven,
en de toekomstige functie. Ook zijn, in samen
hang met de hierboven reeds genoemde
hoofdfuncties, voor ieder van de deelgebieden
subfuncties geformuleerd, gebaseerd op
bijvoorbeeld de te verwachten natuurlijke
ontwikkeling; er zijn mogelijkheden voor
medegebruiksvormen aangegeven, en er zijn,
voor zover dat op dit moment mogelijk is,
eisen geformuleerd, opdat het gebied op de
gewenste wijze kan functioneren. Tenslotte
heeft men ook de aard van mogelijke conflicten
tussen de verschillendefuncties in beschouwing
genomen, zowel binnen de deelgebieden als
tussen de deelgebieden, en de eventueel te
nemen maatregelen.
Zonder in detail op ieder van de deelgebieden
in te gaan kan in grote lijnen over sub-functies
en maatregelen het volgende worden opge
merkt. In het zuidelijk gebied zijn de externe
maatregelen vooral gericht op het voorkomen
of reguleren van de toegankelijkheid van het
gebied, enerzijds om ongewenste betreding te
voorkomen en anderzijds om het recreatief
medegebruik, grotendeels in de vorm van
wandelen, af te stemmen op de ecologische
ontwikkelingen van het gebied. Aan recreatief
medegebruik is in eerste instantie gedacht in
de zuidelijke rand van het gebied, en in het
oostelijke en het noordelijk deel, dus in de
deelgebieden 2, 3, 4, 6 en 9. Met name in
verband met te verwachten kwetsbare waarde
volle ornithologische ontwikkelingen in de
333