De uitvoering van het funderingsbed in het sluitgat Hammen De pijlers van de Oosterscheldekering worden geplaatst op funderingsmatten die door de mattenlegponton 'Cardium' op de zandbodem worden aangebracht. De fundering bestaat uit een ondermat van 200 x 42 x 0,32 m, en een bovenmat van 60 x 30 x 0,32 m op de plaats waar een pijler komt te staan. De ondermat is samengesteld uit een laag zand, een laag fijn grind en een laag grof grind; de bovenmat is geheel gevuld met grof grind. Voorafgaand aan het leggen van een ondermat wordt de bestaande grondslag weggebaggerd. Vóór het leggen van een bovenmat wordt de ondermat zandvrij gezogen. De ondermatten worden naast elkaar gelegd met een tussenruimte van 3 meter. De ruimte ertussen wordt bedekt met een losgestort granulairfilter, aangebracht door de stortponton 'Jan Heymans'. Dit filter bestaat uit een onderlaag van grindzand 1-32 mm, dat ter verbetering van de stroombestendigheid na het storten afgedekt wordt met een laag grind 30-60 mm. Dan volgt nog een afdeklaag van basalt 40-230 mm. In afwachting van het plaatsen van de pijlers wordt het basalt nog weer afgedekt met een grindwiepenmat, aangezien het basalt aan het plaatsingsfront van de pijlers onvoldoende stroombestendig is. Ter voorkoming van erosie aan het bouwfront wordt de buitenste matrand van de ondermat afgedekt met een laag grind 30-60 mm. Bij dit werk zijn verscheidene schepen en installaties betrokken. Om de 'Cardium', de 'Jan Heymans' en de filtermattenfabriek optimaal te laten samenwer ken, is voor de 'Cardium' en de 'Jan Heymans' een vaste werkvolgorde vastgesteld. Bij de aanvang van de werkzaamheden in de Hammen zou die zijn als volgt. Eerst werd een ondermat gelegd, daarna een erosiebescher ming gestort, evenals de onderlaag van het losse filter tussen de zojuist gelegde mat en de voorgaande; daarna volgde verdichting van de ondermat. Dan werd de bovenmat op de ondermat één vak terug gelegd en verdicht, gevolgd door het storten van de afdeklaag van het losse filter één vak terug (figuur 4, links). Al zeer snel na het begin van de uitvoering bleek het opschonen van de ondermat vooraf gaand aan de verdichting ervan moeilijk te verlopen. De op de mat afgesteunde opschoonkoppen bleken niet in staat dat gedeelte van het grind van het open filter dat op de ondermat terecht gekomen was volledig op te zuigen. Bovendien kwam aan het licht dat het bovendoek van de filtermatten bijzonder kwetsbaar was. Na deze ervaring zijn verschillende maatregelen genomen. Enerzijds aanpassingen aan de installatie en de filtermatten, anderzijds een verandering van de werkvolgorde, die de kans op schade kleiner maakte. Als belangrijkste aanpassingen aan de installatie kunnen worden genoemd een wijziging van de opschoonkoppen, en de installatie van t.v.- camera's juist achter de opschoonkoppen, die eventuele schade zeer snel kunnen waarnemen. Een bijkomend voordeel is dat met deze camera's het opschoonresultaat kan worden beoordeeld. Bovendien werden de filtermatten voorzien van een sterker bovendoek. Wat de werkmethode betreft werden twee maatregelen genomen. Ten eerste zou men het verdichten van de ondermat voortaan achter wege laten. De onderlaag van het losgestorte filter zou niet eerder worden gestort dan nadat aan beide zijden een bovenmat was gelegd. Het werd door deze maatregelen nu noodzakelijk de bovenmat met grotere slagkracht te verdich ten en de verdichtingsomvang tijdens de opbouw van de drempel uit te breiden. De uitvoering van het funderingsbed is volgens de nieuwe regeling dus: leggen van een ondermat, storten van erosiebescherming en van de afdeklaag van het losse filter één vak terug, leggen van de bovenmat, verdichten van de bovenmat en storten van de onderlaag van het losse filter (figuur 4, rechts). In feite wordt, op de afdeklaag van het losse filter na, het funderingsbed nu vak voor vak afgewerkt. De netto-tijdsduur van de aanvankelijke cyclus bedroeg 100 uur. Uitgaande van vol-continu- 352

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1984 | | pagina 10