Problematiek rond de randen
van de bodembescherming
te afgelopen jaren heeft een werkgroep zich
â– eziggehouden met de ontgrondingsproble-
nen die kunnen optreden aan de rand van de
bodembescherming bij de Oosterscheldekering.
"ver de conclusies en aanbevelingen van deze
verkgroep werden in de vorige aflevering ai
lededelingen gedaan. Dit keer meer over haar
verkwijze.
iguur 1 geeft een overzicht van het studiege
ld, en figuur 2 toont in een blokdiagram in
et algemeen de gevolgde werkwijze.
In eerste instantie is het belangrijk om te weten
waar de ontgrondingsgebieden zich bevinden,
zodat kan worden vastgesteld op welke plekken
er maatregelen genomen moeten worden. De
verschijnselen waartegen men maatregelen
dient te nemen zijn zettingsvloeiingen en
afschuivingen. Ook dient de ontwikkeling van
ontgrondingskuilen aan banden te worden
gelegd.
Door verdichting van het zand wordt afgerekend
met de zettingsvloeiingsgevoeligheid; de
afschuifgevoeligheid blijft echter bestaan.
Daarom is alleen deze maatregel niet voldoende.
Bestorting van een kuiltalud kan een einde
maken aan de ontwikkeling van een bepaalde
kuilhelling, zodat die niet steiler kan worden.
Door bestorten kan ook de bodembescherming
worden verlengd, waarmee de maximaal te
verwachten kuildiepte kleiner zou kunnen
worden.
Fig. 1. Overzicht van het
studiegebied
359