abel 1. Maximaal te verwachten kuildiepten.O: ruwe schattingen
'eriode (volgens Roompot Schaar Hammen
)lanschema-544A)
zeezijde
Ooster
schelde
zijde
zeezijde
Ooster
schelde
zijde
zeezijde
Ooster
schelde
zijde
985-01-01 (alle pijlers
(22 m)
(20 m)
17 m
12 m
13 m
12 m
jist geplaatst)
986-10-01 (kering jbist
(35 m)
(30 m)
21 m
17 m
16 m
17 m
oltooid)
996-10-01 (10 jaar na
(50 m)
(45 m)
28 m
50 m
40 m
38 m
oltooiing)
ijn uitgevoerd voordat de steilste helling van
e ontgrondingskuil de kritieke grens over een
oogte van 5 m bereikt. De grens ligt voor
nverdicht zettingsvloeiingsgevoelig zand bij
5, voor onverdicht niet-zettingsvloeiingsge-
oelig zand of pleistoceen zand waarboven
oloceen zand ligt bij 1:4; verdicht zand kan
en helling krijgen van 1:3, evenals pleistoceen
and waarboven geen holoceen zand ligt; klei
pgesloten door eroderende zandlagen
venals zandhoudende klei een helling van 1:2,
rwijl zuivere klei zelfs kan staan onder een
elling 1:1, voor het gevaarlijk wordt,
ezien de resultaten van het ontgrondingson-
erzoek in het detailmodel van de Oosterschelde
on een verwachtingswaarde worden berekend
an wel geschat van de kuildiepten in alle
angsprofielen. Het gaat hierbij om de kuildiepte
'i een tiental bouwfasen en in de eindfase, als
et werk klaar is (tabel 1
ij de waarden in de tabel is geen rekening
ehouden met de eventuele invloed van het
uiten van een beperkt aantal schuiven in een
uitgat. Indien het stroomonderzoek daartoe
anleiding geeft, zal afzonderlijk ontgrondings-
nderzoek nodig zijn voor die situaties,
e snelheid waarmee de kuildiepte in een
villekeurig langsprofiel toeneemt kan groot
:jn, als een sluitgat ten gevolge van de
verkzaamheden van vorm verandert. Vooral
an het bouwfront zal dit het geval zijn. Op de
'laatsen waar gedurende voorafgaande
ouwfasen praktisch geen ontgronding heeft
laatsgevonden zal die snelheid het grootst
■jn, en dan vooral in de eerste week na de
ormverandering, en nog eens extra bij het
ptreden van springtij.
\an het pijler- en drempelfront moet rekening
vorden gehouden met een forse toename van
e kuildiepte, temeer als de aanvangsdiepte
ihil is: dan kan de verdieping in tien dagen
el 5 m bedragen. Dit loopt terug tot 2 m en
1 m bij een aanvangsdiepte van respectievelijk
5 en 10 m. Als de dorpelbalken gelegd worden,
bedragen de overeenkomstige toenamen van
de kuildiepte respectievelijk 10 m, 5 m en 2,5
m. In een sluitgat waar geen bouwfront is,
kunnen op plaatsen waar zich een kleilaag
bevindt, even grote ontgrondingssnelheden
optreden zodra die kleilaag is uitgesleten.
De vorm van de ontgrondingskuilen zal nogal
sterk variëren. Bij kuilen metzeersteile hellingen
kan het langsprofiel globaal worden gekarakte
riseerd door de kuildiepte, een aanzethelling
van 1:2 en een uitloophelling van 1:40. Het
diepste punt van de kuil ligt op de lijn die
onder een helling van 1:4 wegloopt van de
rand van de bodembescherming (figuur 3).
De snelheid waarmee de hellingen op het
aanzettalud veranderen is met behulp van deze
standaard-kuilvorm af te leiden uit de snelheid
waarmee de kuildiepte toeneemt. De snelheid
waarmee de hellingen van de zijtaluds toene
men, is maar gering.
Faalkans
Met behulp van een faalkansbeschouwing kan
worden geanalyseerd wat er kan gebeuren
nadat een zettingsvloeiing heeft plaatsgevonden
in een ontgrondingskuil aan de rand van de
bodembescherming dan wel bij de oevers.
Eerst wordt de reeks gebeurtenissen beschreven
die leidt tot het bezwijken van de stormvloed
kering. Daarna wordt de kans op elk van die
gebeurtenissen geschat, en daarmee de kans
op falen van de Oosterscheldekering, als
gevolg van een zettingsvloeiing. Met laatstge
noemde kans wordt tenslotte de toelaatbare
kans op een zettingsvloeiing bepaald.
Zo kon worden afgeschat op welke plaatsen
eventueel maatregelen dienen te worden
genomen, en ook hoe zwaar die maatregelen
moeten zijn.
361