Mogelijkheden voor de
inrichting van de Plaat van de
Vliet
In het Krammer-Volkerak zullen na de voltooiing
van de compartimenteringsdammen door de
instelling van een min of meer vast peil, op
verschillende plaatsen in het gebied gronden
droogvallen. Mede als gevolg van de verzoeting
die het Krammer-Volkerak zal ondergaan,
zullen deze gronden een nieuwe ontwikkeling
tegemoet gaan. Tot deze gronden behoort ook
de Plaat van de Vliet, gelegen in het Krammer
langs het zuidoostelijke gedeelte van de
Philipsdam-in-aanleg.
Als onderdeel van de werkzaamheden van de
Commissie Compartimentering Oosterschelde
is een globaal onderzoek ingesteld naar de
inrichtingsmogelijkheden van de Plaat van de
Vliet. Hoewel het gebied ook voor andere
functies geschikt is te maken, zijn alleen de
natuur- en de dagrecreatiefunctie en mengvor
men daarvan bestudeerd, mede met het oog
op de ligging van het gebied. Daarbij is ook
overwogen dat in westelijk Noord-Brabant met
name mogelijkheden voor de strand- en
oeverrecreatie ontbreken. Na de aanleg van de
weg over de Philipsdam zal een stroom
recreanten zich richten op de strand- en
oeverrecreatie langs de Zeeuwse kust en in de
Deltabekkens. Teneinde te voorkomen dat de
oevers van de Oosterschelde zwaar belast
worden, en ook om verdere belasting van de
Zeeuwse stranden en het Veerse-Meergebied
te verhinderen, voert de provincie Zeeland een
beleid dat erop gericht is om op daarvoor
geschikte plaatsen langs de toegangsroutes
naar Midden-Zeeland en Schouwen-Duiveland
opvangpunten voor de recreatie te creëren.
Samen met andere projecten zou een dagrecre
atieproject op de Plaat van de Vliet zo'n functie
kunnen vervullen. Men heeft overigens de keus
tussen dit project en uitbreiding van het
nabijgelegen Strand Grevelingendam met een
tweede fase.
Bij een globale schatting is het te verwachten
momentbezoek geraamd op 3000 recreanten.
Volledige inrichting van de Plaat van de Vliet
voor de intensieve dagrecreatie is daarvoor
niet nodig; die is in de studie dan ook achter
wege gelaten.
Alvorens de in de studie beschouwde alterna
tieven te beschrijven, gaan we eerst nader in
op de ontwikkelingsmogelijkheden van de
384
natuurfunctie en de recreatiefunctie.
Wat de natuurfunctie betreft kan gedacht
worden aan een spontane ontwikkeling en aan
een ontwikkeling met actief beheer. Bij spontane
ontwikkeling zal op de hogere delen in de loop
der jaren een soortenrijke vegetatie tot ontwik
keling komen van achtereenvolgens kruiden,
open struweel en, na 50 a 100 jaar, eiken- en
berkenbos.
Op de lagere delen zal eerst een zoutminnende
vegetatie tot ontwikkeling komen, gevolgd
door wilgen en elzen. Bij elk ontwikkelingssta
dium behoort een kenmerkende vogelfauna.
Van de overige fauna worden slechts de
kleinere diersoorten verwacht.
Om de diversiteit in het gebied te vergroten
kan natuurtechnisch beheer worden toegepast;
in concreto valt te denken aan begrazing. De
functie van de oorspronkelijk in ons land
aanwezige grote grazers kan daarbij worden
overgenomen door huisdieren zoals runderen,
paarden en schapen. Vooral voor het centrale
gedeelte kan worden gedacht aan beweiding
met vee. Het noordelijke gedeelte zou eveneens
bij de beweiding kunnen worden betrokken.
Als gevolg van de langgerekte vorm zou dit
gedeelte dan wat extensiever kunnen worden
beweid. Verder zouden voorzieningen moeten
worden getroffen om de havendam vrij van
vee te houden.
De begroeiing langs de oever en in het water
zal nagenoeg overeenkomen met die bij een
spontane ontwikkeling. Met het vergroten van
de diversiteit in de vegetatie zal ook de diversiteit
in de vogelstand enigszins toenemen.
Een andere mogelijkheid van actief beheer is
het één- of tweemaal per jaar maaien van
delen van het gebied en afvoeren van het hooi.
De kosten van deze beheersvorm zijn aanmer-