an het gebied kan, gezien het extensieve
karakter van het recreatieve gebruik, de afslag
\an de beheersweg naar het sluizencomplex
v/orden benut.
p grond van een aantal overwegingen wordt
e oostzijde van het centrale gedeelte van de
I laat het meest geschikt geacht voor de
itensieve dagrecreatie. Hier zijn mogelijkheden
anwezig voor het aanleggen van een voor de
i acreatie geschikte oever van ongeveer één km
I ing. Langs deze oever kan worden gezwom
men, gespeeld en worden gevaren met
ibberbootjes. Aan de noordoostzijde kunnen,
t ;r verhoging van de aantrekkelijkheid en om
i istige, ondiepe, veilige waterzones te creëren,
i én of enkele eilandjes worden aangelegd. De
nnenwaarts op grotere afstand van de oever
elegen terreinen bieden mogelijkheden voor
an minder intensief gebruik, zoals bijvoorbeeld
aelen en picknicken. Teneinde te voorkomen
i at het zich hier ontwikkelende milieu in de
i eginfase door recreanten te zeer wordt
I eïnvloed, dient tussen het recreatiegebied en
I et natuurgebied een barrière te worden
angebracht, bijvoorbeeld een ondiepe
'aterzone. Beweiding van het aangrenzende
adeelte biedt in een later stadium voldoende
aarborgen tegen betreding. Het project kan
orden ontsloten vanaf de toekomstige weg
ver de Philipsdam; hoe precies, dient te zijner
t 'd te worden uitgewerkt.
ankzeilen is in de waterzone langs de Plaat
v an de Vliet weliswaar mogelijk, maar onge-
enst in verband met de nabije vaargeul voor
a beroepsvaart. Verder zouden conflicten
k jnnen ontstaan met de oeverrecreanten in het
ater. Een verbod om op die plaats te plankzei-
I n wordt slechts effectief geacht, indien in de
r aaste omgeving een locatie kan worden
I g. 1. Inrichtingsalternatieven
oor de Plaat van de Vliet
aangegeven waar plankzeilen wel is toegestaan.
En die is er: het lage zoute bekken van de
Krammersluizen, zij het dat de oevers plaatselijk
enigszins zouden moeten worden aangepast.
Als aanvulling hierop zouden langs de oevers
van het bekken zeer summiere mogelijkheden
voor de oeverrecreatie kunnen worden gescha
pen.
Vergelijking van de alternatieven
Op basis van de aangegeven mogelijkheden
zijn drie hoofdalternatieven - I, II en III -, en
twee afgeleide alternatieven IA en HA samen
gesteld (figuur 1). In de hoofdalternatieven is
zoveel mogelijk rekening gehouden met de
landschappelijke visie die is ontwikkeld voor
de vormgeving van de Philipsdam, waarin de
openheid van het landschap een belangrijke rol
speelt. Om ook een spontane ontwikkeling van
de vegetatie in de beschouwingen te kunnen
betrekken, die tot een meer gesloten landschap
leidt, is in de afgeleide alternatieven van deze
landschappelijke visie afgeweken.
De alternatieven zijn ten aanzien van een aantal
aspecten onderling vergeleken.
Wat de natuurfunctie aangaat worden zowel
een spontane ontwikkeling als een actief
beheer in natuurwetenschappelijk opzicht van
groot belang geacht. De alternatieven I en IA
worden wat dit aspect betreft gelijkwaardig
geacht. Naarmate het recreatieve gebruik
toeneemt, neemt de natuurfunctie in betekenis
af. Dit is, zij het in verschillende mate, het geval
bij de alternatieven II, HA en III.
In landschappelijk opzicht voldoen de alterna
tieven I en III aan de uitgangspunten die ten
grondslag zijn gelegd aan de vormgeving van
de Philipsdam. Met alternatief II is dit weliswaar
eveneens het geval, maar toch ontstaat hier na
verloop van tijd een minder open landschap.
Bij de alternatieven IA en HA leidt de ontwikke
ling op den duur tot een gesloten bosgebied.
Dit is niet in overeenstemming met de uitgangs
punten voor de vormgeving.
Mogelijkheden voor intensieve dagrecreatie
voor 3000 recreanten biedt alleen alternatief III.
Extensieve, meer op de natuurbeleving
gerichte recreatievormen zijn mogelijk bij de
alternatieven II en UIA en, in mindere mate, bij
alternatief III.
Mogelijkheden voor het plankzeilen op het lage
zoute bekken ontbreken slechts bij alternatief
IA. De daarvoor benodigde voorzieningen zijn
hier bewust achterwege gelaten om de zich
spontaan ontwikkelende natuurfunctie op de
plaat aan de andere zijde van de dam te
beschermen.
Ten aanzien van de beïnvloeding van de
387