de verhaalsnelheid dan aangepast moeten
worden. Een tweede taak bestaat uit het
corrigeren van zijwaartse afwijkingen. Consta
teert de verhaalschipper bijvoorbeeld dat de
zuigmond zich buiten de ideale vaarlijn bevindt,
dan wordt hij geacht een krachtig maar
kortstondig snelheidscommando te geven voor
de zijwaartse snelheid van de zuigmond. Hij
maakt hierbij met vrucht gebruik van de reeds
bij het regelsysteem besproken voorspeller. Hij
houdt de zijverhaalknop zo lang vast totdat de
voorspelde dwarsverplaatsing op het B2-scherm
overeenkomt met de gewenste dwarsverplaat
sing. Dan draait hij de knop weer op nul.
Een derde taak bestaat in het opmerken van
alarmboodschappen en zo nodig het onderne
men van noodzakelijke acties. Zulke alarmbood
schappen kunnen ruwweg in twee categorieën
verdeeld worden. De eerste groep hangt
samen met controles op de meetsignalen. Het
systeem valt bij uitval van een vitale sensor
automatisch terug op een reserveberekening,
waardoor het verhaalbedrijf ongestoord
voortgezet kan worden. Attentie van de
verhaalschipper is echter in deze gevallen wel
vereist. Een tweede alarmering betreft situaties
waarbij de geconstateerde storing zo erg is dat
in beginsel niet kan worden verder gewerkt
met het geautomatiseerde bedrijf. In dergelijke
situaties heeft de schipper de taak op handbe
diening over te gaan.
Een laatste taak van de verhaalschipper bestaat
- bij het ontbreken van een koppeling tussen
beide systemen - uit het vergelijken van de
door B2 opgegeven positie met de door het
Overzicht-systeem berekende, en het zo nodig
corrigeren van de door B2 berekende positie. In
de praktijk blijkt echter dat deze afwijkingen
gewoonlijk gering zijn.
Bij de bediening van het systeem wordt nog
gebruik gemaakt van een tweede beeldscherm,
dat voorzien is van een toetsenbord. Hiermee
dient de exacte positie van de 'Cardium'
opgegeven te worden vóór de aanvang van
een te varen werkslag. Voorts kunnen met dit
beeldscherm en toetsenbord tijdens het
verhalen nog bepaalde grootheden in het
systeem gewijzigd worden. Onder andere kan
een correctie opgegeven worden op de door
B2 berekende positie, en kunnen de toegestane
boven- en ondergrenzen voor de draadkrachten
gewijzigd worden.
Alle wijzigingen van grootheden en alle
alarmeringen worden vastgelegd op een
printer. Dit is vooral van nut voor de analyse
van eventueel optredende storingen.
Bijzonderheden
Als primaire sensoren voor de draadkrachtbe-
waking worden draadtellers en draadkrachtme
ters gebruikt. De draadtellers bestaan uit
kunststoffen wieltjes die op de ankerdraden
gedrukt worden. Ze geven voor elke millimeter
verplaatsing een puls af, zodat hieruit de
draadsnelheden berekend kunnen worden. De
krachtopnemers worden gevormd door
drukdozen die zich bevinden in de bevestiging
van de lieren op de ponton. Dit betekent dat de
meting niet geheel representatief is voor de
kracht in de ankerdraad bij het verlaten van de
ponton, want tussen lier en aflooppunt bevinden
zich immers nog twee geleidewielen, die
wrijvingskrachten en hysterese introduceren.
Dit is, naast de geringe nauwkeurigheid van de
draadkrachtmeting, een argument geweest om
het verhaalsysteem liever te baseren op de
snelheidssturing van de lieren.
De draadteller en de draadkrachtmetingen
worden gecontroleerd op eventuele uitbijters
of het uitvallen van een sensor. In dat laatste
geval wordt automatisch overgeschakeld op
reservemetingen. Voor de draadteller is dit de
toerenmeting van de liermotor, voor de
draadkrachtmeting de ankerstroommeting van
de liermotor. Aldus is bij sensorstoringen toch
een ongestoord bedrijf mogelijk.
Als rekeneenheid wordt gebruik gemaakt van
een PDP 11/34 computer met een 128K kernge
heugen en twee 5 Mbyte-schijfeenheden. Het
eigenlijke stuurprogramma is volledig onderge
bracht in het kerngeheugen. De meetsignalen
worden ingelezen met een cyclustijd van 0,8
sec; dezelfde cyclustijd geldt voor het berekenen
van de stuursignalen, om een stabiele sturing
van de lieren te verzekeren. De omvang van het
eigenlijke stuurprogramma en de korte cyclus
tijd zorgen er beide voor dat de computer
zwaar wordt belast. Dit heeft het noodzakelijk
gemaakt de ankerlijnberekeningen in een
afzonderlijk programma onder te brengen.
Deze voorberekeningen worden voorafgaand
aan de operaties in een bepaald werkgebied
uitgevoerd. Het resultaat bestaat uit tabellen
waarin draadeigenschappen vastliggen als
functie van de lengte van en de spanning in
een draad. Het eigenlijke stuurprogramma kan
met behulp van deze tabellen eenvoudig en
snel de draadeigenschappen bepalen.
Operationele ervaringen
Na oplevering van het systeem op 1 november
1982 is het gebruikt voor praktisch alle operaties
waarbij de verhaalnauwkeurigheid van belang
was. Daarbij kunnen de volgende tegen- en
350