Maricultures in de
Oosterscheldemond
MARIOS, de afkorting van 'Maricultures Ooster-
schelde', is de naam van een projectgroep die
in 1981 doorde Deltadienst van de Rijkswater
staat en de Directie van de Visserijen is ingesteld.
De projectgroep kreeg als eerste taak een
onderzoek naar de mogelijkheden tot het
creëren van nieuwe maricultuurobjecten in de
nabijheid van de stormvloedkering in de mond
van de Oosterschelde; vervolgens zou de
groep voor zulke mogelijkheden, indien ze
maatschappelijk te rechtvaardigen zouden zijn,
een gerichte technisch-economische haalbaar
heidsstudie moeten maken, en vaststellen
welke eisen en wensen mogelijke maricultuur
objecten zouden stellen aan de afwerking en
aanpassing van de werkterreinen behorende
bij de Oosterscheldekering.
Object van onderzoek waren om te beginnen,
in opdracht van de Directeur van de Visserijen,
de visteelt, de mogelijkheid van oesterbroedbe-
drijven in andere landen, waar oesterbroed tot
uitzaaibare oesters wordt opgekweekt, en een
proefstation voor maricultuuractiviteiten.
Daarnaast heeft de projectgroep nog verschil
lende andere mogelijkheden beschouwd,
waaronder de kweek van micro-algen, ten
behoeve van de oesterkweek, en macro-algen
ofwel zeewieren. Wat betreft de visteelt wordt
in eerste instantie gekeken naar de teelt van
salmoniden, zoals de regenboogforel. Bij dit
onderzoek zoekt men vooral naarmogelijkheden
om de verschillende teelten en activiteiten in
een elkaar begunstigende volgorde of kringloop-
systeem te combineren.
We willen eerst iets zeggen over de overwegin
gen, die tot dit onderzoek hebben geleid.
Nederland had op het gebied van de traditionele
maricultuur, die van schelpdieren, een voor
sprong ten opzichte van de maricultuuractivi-
364
teiten in andere landen. Tijdens de laatste
decennia is echter een innovatie-achterstand
ontstaan. Dit laatste hangt gedeeltelijk samen
met de uitvoering van de Oosterscheldewerken,
terwijl die anderzijds in het huidige tijdsbestek
juist een extra impuls voor vernieuwingen en
uitbreidingen bewerkstelligen. Willen we die
achterstand opheffen, dan ligt het voor de
hand te denken aan een brede stimulering van
nationale en zelfs internationale activiteiten. Er
blijkt echter vooral behoefte te bestaan aan het
aanpakken van concrete projecten op concrete
plaatsen.
Het project MARIOS beperkt zich tot de monding
van de Oosterschelde. Op en om de stormvloed
kering treft men namelijk zeer gunstige omstan
digheden aan voor nieuwe ontwikkelingen op
het gebied van maricultuur, deels aansluitend
bij de traditionele activiteiten. We vinden er
een bruikbaar getijverschil en een voldoende
stabiele waterkwaliteit, met name wat betreft
het zoutgehalte; daarnaast zijn er kunstmatige
reservoirs in de nabijheid van onafgewerkte
terreinen waarop nog geen definitieve bestem
ming rust, terwijl het Beleidsplan voor de
Oosterschelde reeds als mogelijke bestemming
'visteeltbedrijf/oesterkwekerij' geeft. Bovendien
zijn er mogelijkheden om bij de afbouw werk
met werk te maken. Het Oosterscheldegebied
levert een verscheidenheid aan geulen, platen,
glooiiingen, en dergelijke.
Watde organisatie betreftis bij het samenstellen
van de projectgroep gestreefd naar het bijeen
brengen van zoveel mogelijk kennis ten
aanzien van de verschillende overwogen
teelten, zowel op biologisch, technisch als
economisch terrein. Ook ten aanzien van de
waterhuishoudkundige en waterkwaliteitseffec
ten, en het benodigde civiel-technische en