met de hand verricht. Plaatsbepaling geschiedde
aan de hand van zichtbare bakens op de wal en
verder met het sextant. De meet- en peilraaien
werden tijdens grote meetacties zichtbaar
gemaakt met jalons of vlaggen. De echolood-
ijking geschiedde door meting van de watertem
peratuur en bepaling van het zoutgehalte aan
de oppervlakte met een areometer. Voor
stroommetingen liet men een Ottmolen in het
water zakken, gemonteerd op een meetvis van
50 tot 100 kg; de meetdavit werd bediend met
een handlier. De omwentelingen van de
Ottmolen werden vastgesteld door het aantal
zoemgeluidjes of lichtflikkeringen per tijdseen
heid te tellen. Voor tijd- en duurbepaling werd
een stopwatch gebruikt. Voor de meting van de
stroomrichting werd een weerstandslichaam
afgevierd, dat dan de plaats van een luchtbel of
knikker op een stroomroos bepaalde. Tot de
uitrusting behoorden mede een waterpastoe
stel, een drijvende golfbaak en een handwind
meter. Zandtransport werd gemeten met de
Delftse fles en monsters nam men met handbe
diende bemonsteringsapparaten.
moest daarom preciezer worden. Dit bracht
onder andere mee dat men in elk peilschip
- wat een luxe! - een tweede accu opstelde om
geen last meer te hebben van spanningsschom
melingen tijdens het bijladen. De registratie
van het echolood verbeterde hierdoor sterk.
In 1959 werd de radiografische plaatsbepaling
geïntroduceerd. Opnieuw moest de uitrusting
van de schepen worden aangepast. In de
eerste plaats moest er nu een 220-voltsvoeding
worden aangelegd, waarvoor aan boord een
aggregaat werd geplaatst dat een redelijk
stabiele spanning moest afgeven om betrouw
bare werking van de plaatsbepalingsapparatuur
te waarborgen. De meeste vletten hadden geen
aparte machinekamer en men kon niets anders
kwijt dan een kleine luchtgekoelde hulpset, die
een gierend geluid voortbracht; dit apparaat
nam alle plaats in in de achterpiek, ten koste
van de bergruimte voor touwwerk en verf en
Rechts: Overzicht van de
meetuitrusting
Dit zijn in principe allemaal heel deugdelijke
meetinstrumenten, waarmee de fysische
gegevens van de omgeving goed kunnen
worden verkend. Ze zijn alleen ongelooflijk
arbeidsintensief, veronderstellen een ideale,
nooit afgeleide waarnemer en een vlakliggend
schip. In werkelijkheid werd er gemeten onder
de bitterste omstandigheden; maar het was
wel degelijk serieus werk.
Reeds bij de eerste afsluitingen ingevolge het
Deltaplan - die van de Zandkreek en het Veerse
Gat - werden caissons gebruikt, waarvoor
onder water vlakke drempels moesten worden
aangebracht. De dieptebepaling met echoloden
Fig. 2. Groei van de inventaris
der meetschepen
NAUTISCHE
INVENTARIS
DEKINVENTARIS
REDDINGS- EN
VEILIGHEIDS
MIDDELEN
HUISHOUDELIJKE
ARTIKELEN EN
KOMMA LIE WANT
GEREEDSCHAP
TEKENINGEN
VAARTUIG
DIVERSEN,
INSTRUCTIEBOE
KEN. SCHEMA'S
424