O
OMGELEGDE
KOPPELSLOOT
3
demping bedroeg dus ongeveer een factor 4. In
de randvoorwaardenbepaling voor het reken
model wordt met deze getij-invloed rekening
gehouden. Om de meest reële waterbezwaar-
oerekeningen te verkrijgen is het vooraf vereist
de in het model in te voeren geohydrologische
grondconstanten van de ondergrond zo
nauwkeurig mogelijk te bepalen. Het gaat hier
)m het bepalen van de voor de grondwaterstro
ming karakteristieke doorlatendheidsfactoren
n horizontale en verticale zin. De meest
araktische en betrouwbare manier om dit te
foen is het houden van een pompproef. Maar
amdat het een vrij kostbare aangelegenheid is,
s in overleg met de bemalingswerkgroep voor
Ie compartimenteringswerken in dit geval een
indere weg bewandeld, waarmee vijftig- a
estigduizend gulden werd bespaard. In plaats
'an een pompproef is namelijk een inventarisa-
ie opgezet van alle reeds vroeger uitgevoerde
lemalingen van bouwputten in de omgeving
an het geplande Spuikanaal, zoals bemalingen
an bouwputten voor kunstwerken onder het
ïchelde-Rijnkanaal uit de periode 1967-1974.
Dok werden de praktijkgegevens van de
>emalingen van alle bouwputten in de omge-
•ing die toen, in 1981, in bedrijf waren, bestu-
leerd. Uit deze praktijkcijfers konden de
loorlatendheidsfactoren voor het betreffende
lebied vrij nauwkeurig worden bepaald,
laarmee werden de waterbezwaren voor de
louwputten voor de sifon en de spuisluis
I prekend. Voor de bouwput voor de sifon
I wam dat uit op een waterbezwaar van 350
in3/uur en voor de bouwput van de spuisluis
1 p een waterbezwaar van maximaal 500
n3/uur. Bij de berekeningen van het waterbe-
2 waar voor de bouwput van de spuisluis is
rakening gehouden met het feit dat die grenst
aan de Westerschelde. Op enige afstand buiten
de zeedijk komt de eerder genoemde ondiep
gelegen klei/veenlaag niet meer voor. Dit
impliceert een verandering in de afstand van
de watervoedende grenzen. Wel zal, wanneer
de bemaling eenmaal in bedrijf is, de zandige
oever aan de buitenzijde van de zeedijk
enigszins dichtslibben, doordat de grondwater
beweging steeds landwaarts, naarde bemalings-
putten is gericht. Hierdoor wordt slib dat via de
Westerschelde wordt aangevoerd in de
vooroever geïnfiltreerd. Dit proces is bij andere
bouwputten, zoals die van de Krammersluizen,
al eerder geconstateerd. Deze inslibbing
veroorzaakt een voor grondwater weerstandbie-
dende laag op en in de vooroever, waardoor de
op te pompen hoeveelheid water na verloop
van tijd afneemt.
Bemalingsadvies
Zoals gezegd, een bemalingsadvies bestaat
niet alleen uit het bepalen van de geo-hydrolo-
gische grondconstanten en het berekenen van
het totale waterbezwaar, maar betreft ook de
algehele inrichting van de bemaling, dus ook
de keuze van de soort bemaling - vacuümbe-
maling of diepwelbemaling -, het aantal
pompputten, hun plaatsen en onderlinge
afstanden, en de constructie van de pompputten
en de diepte, afmetingen, en filterafstelling
ervan; zelfs aangaande de kwaliteit van toe te
passen materialen wordt geadviseerd, omdat
de leidingen bestand moeten zijn tegen de
kwaliteit van het op te pompen grondwater.
Onderdeel van het bemalingsadvies is ook een
berekening van de invloed van de bemaling op
de onmiddellijke omgeving van de bouwput.
De bemaling van een grondpakket kan een
445