Pijlerplaatsingen in de Hammen
en de Schaar
Met het plaatsen van pijlers in de monding van
de Oosterschelde komt er letterlijk en figuurlijk
zicht op de voortgang van de werkzaamheden
in de sluitgaten.
Letterlijk omdat iedere geplaatste pijler op
zichzelf een tastbaar bewijs vormt van deze
voortgang.
Figuurlijk omdat deze pijlers tevens een
achterliggende periode van minder zichtbare
werkzaamheden onder het wateroppervlak
weerspiegelen.
Is de plaatsing van de pijlers voor de laatstge
noemde werkzaamheden dus een sluitstuk,
voor de afbouw van de kering vormen zij het
beginpunt.
Immers de posities van de pijlers zijn de basis
voor nog aan te brengen onderdelen als
brugliggers, schuiven, dorpelbalken etc.
Binnen het raamwerk dat thans wordt gevormd
door de pijlers moeten zij straks (blijvend)
passen.
In deze bijdrage zal worden ingegaan op de
werkzaamheden die binnen het plaatsen-pijler-
bedrijf moeten worden verricht om een pijler
in het sluitgat op te leveren welke aan de
gestelde randvoorwaarden voldoet.
Oorspronkelijk zou de combinatie 'Macoma'-
'Ostrea' de funderingsmatten ontzanden en
meteen daarna de pijlers plaatsen. Maar
aangezien de behoefte ontstond om een
mogelijke onvlakheid van de funderingsmatten
nog met een afzonderlijke tegelmat te corrige
ren, kreeg de combinatie 'Macoma' - 'Donax'
deze taak erbij. In het ontwerpstadium kon daar
nog rekening mee gehouden worden (Bericht
104, mei 1983).
Inmiddels was gebleken dat de steenbestorting
van de naad tussen twee naast elkaar gelegen
funderingsmatten niet onder alle omstandighe
den voldoende stabiel was, bij voorbeeld niet
wanneer de diepstekende, met een pijler
beladen 'Ostrea' boven de bestorting lag. Om
deze reden werd het nodig geacht de bestorting
af te dekken met een grindwiepenmat, die er
dus moest liggen voordat de pijler werd
geplaatst.
Pas nadat een sluitgat van grindwiepenmatten
en eventueel van tegelmatten was voorzien,
konden de pijlers op hun plaats worden
gebracht.
407