7ZZZZZZZZZZZZZZ1 Fig. 7. Opbouw van een las Fig. 8. Verzwakking van een constructie door excentriciteit van een verbinding SLUITLAAG materiaalspanningen die er het gevolg van zijn. Geen enkele pijler komt bovendien exact neer op zijn theoretische plaats. De schuiflengte dient zich aan de ontstane afwijkingen aan te passen. Men meet daartoe de afstand tussen twee geplaatste pijlers op N.A.P. Zowel de plaatsingsfout als de scheefstand loodrecht op de as van de kering zijn dus van invloed op de benodigde schuiflengte. De schuif kan 55 cm korter of langer moeten zijn dan zijn theoretische lengte van 41,3 m. Omdat vanwege de beno digde fabricagetijd al met de aanmaak van hoofddraagsystemen moest worden begonnen voor men over de werkelijke pijlerafstanden beschikte, is aan elke schuif een overlengte gegeven van 55 cm. Overigens is het ontwerp erop gericht dat niet alleen een grotere maar ook een kleinere dan de theoretische schuiflengte kan worden afgeleverd. In principe kan men elke lengte maken tussen 40,75 en 41,85 m. Pas bij de definitieve assemblage wordt ook de eindhar op de juiste breedte gemaakt voor de sponning die hij vullen moet. Bij de samenbouw van de eindkokers heeft al een globale afstelling van de funderingsstoelen plaatsgevonden met behulp van een stalen vulling tussen de funderingsstoel en de eindhar. De nauwkeurige afstelling vindt nu plaats door de glijvlakken van kunststof precies op dikte te maken. Zowel aan de algehele breedte van de eindhar als aan de onderlinge afwijkingen tussen de schuifaan- slagen worden hoge eisen van nauwkeurigheid gesteld. Een van de ontwerpeisen luidt dat de schuif niet onder invloed van de golfbelasting mag gaan klapperen in de sponning. Dat zou namelijk ontoelaatbaar hoge stootbelastingen 467

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1984 | | pagina 11