cilinders door walsen te vervaardigen. Bij deze cilinders is daarom uitgegaan van dikwandige getrokken pijp. Door het aanlassen van boven- flens en cardanstuk wordt dan meteen een cilinder verkregen. Van de gewalste cilinderrom pen wordt de langsnaad gelast met het zoge naamde elektroslakproces. De rompen worden verticaal opgesteld, en de lasnaad wordt aan de binnen- en de buitenkant afgedicht met gekoelde profielen, die gedurende het lasproces het neergesmolten materiaal in de lasnaad houden. Bij dit bekiste lassen wordt het smeltbad met verscheidene elektroden in stand gehouden, waardoor het proces, niettegen staande de grote lasinhoud, erg snel verloopt. Na een warmtebehandeling ter verbetering van de structuur van het materiaal en een controle op de laskwaliteit en de maatvoering worden de rompringen voorbewerkt: ze worden aan de uiteinden voorzien van de juiste laskanten voor het rondnaadlassen waarmee ze met elkaar en met de bovenflens en het cardanstuk worden verbonden. De rondnaadlas wordt vervolgens aangebracht op een wijze die beoogt een zo laag mogelijk warmteniveau in te brengen en daardoor het vervormingsrisico betrekkelijk klein te houden. Het is op beperkte schaal toegestaan reparaties uit te voeren aan geproduceerde cilinders. Zulke plaatsen moeten dan natuurlijk opnieuw worden gecontroleerd. Alle langs- en rondnaden en ook de reparatielassen worden over de gehele lengte zowel ultrasoon als magnetisch onderzocht. Daarnaast wordt elke langs- en rondnaad over minstens 10% van de lengte ook nog radiografisch onderzocht. Met name wordt gelet op de plaatsen waar rond- en langsnaden elkaar kruisen. Als de cilindermantel is samengesteld wordt hij verder bewerkt. De voornaamste bewerking bestaat in het inwendig uitboren, met gebruik van een speciaal hiertoe opgestelde langgatboormachine. Ook de grootste cilindermantels, met een lengte van 14,2 m, kunnen hierop worden behandeld! Waar het eigenlijk om draait is dat het gat recht in de cilinder moet komen te zitten. Bij scheef- boren zou de minimaal vereiste wanddikte ergens onderschreden kunnen worden en dat zou onherroepelijk leiden tot afkeuring van de cilinder. De bewerking wordt begonnen met het aanbrengen van brilranden. De overmaat aan wanddikte moet daarbij zo gunstig mogelijk worden verdeeld ten opzichte van de hartlijn. De wanddikte kan ultrasoon worden gemeten. De inwendige boring geschiedt in stappen, waarbij men werkt van grof naar fijn. De stijfheid van de booropstelling en de fijnheid van de gebruikte meettechniek beslissen over het succes van de onderneming. Pas als die Een 100 mm dikke staalplaat wordt tot een rompring gewalst perfect zijn kan de geometrische nauwkeurig heid qua rechtheid en rondheid van de boring worden gerealiseerd. Bij de eerste boring wordt tot maximaal 25 mm in een keer weggenomen. Met een ander type kop wordt daarna het inwendige oppervlak geschild met een snedediepte van 1 mm. Tenslotte wordt de binnenwand van de cilinders gehoond om de vereiste gladheid van oppervlak te verkrijgen. Men werkt aan op een ruwheid van 0,4 micron; dat is de gebruikelijke ruwheid bij cilinders, voldoende glad om de slijtage van hogedruk-afdichtingen te beperken en voldoende ruw om nog wat olie vast te houden voor de smering. Om een indruk te geven van de rechtheid van de boring volstaat het te zeggen dat geen grotere afwijking is geconstateerd dan 0,03 mm per halve meter en 0,6 mm over de hele lengte. Al is een dergelijke nauwkeurigheid bij hydrau lische cilinders niet ongewoon, gezien de grootte van de cilinders voor de bewegingswer- ken, kan hier toch wel worden gesproken van een voortreffelijke prestatie. Het binnenopper- vlak kan hierna worden gebruikt als referentie voor de bewerking van het buitenoppervlak van de cilindermantel. Dit wordt op een draaibank met een grove snede bewerkt, en wel om te voldoen aan de uit vermoeiingsoog- punt gestelde eis dat nergens sprongvormige dikte-veranderingen mogen voorkomen op de 471

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1984 | | pagina 15