dan kan de cilinder vervolgens worden gecon serveerd. Met de gemonteerde overgangscon structie wordt hij daarna opgeslagen tot de samenbouwzal plaatsvinden metdecardanbalk, kort voor de montage van de bewegingswerken op de kering. De cardanbalk is dan al geheel geconserveerd en voorzien van de lagerstoelen waarmee hij ten opzichte van de pijler kan scharnieren. De samenbouw van cardanbalk en cilinder vindt plaats in verticale positie. Vanwege de grote afmetingen en omdat een groot deel van de cilinder ook in gemonteerde positie nog onder de cardanbalk uitsteekt, is voor deze samenbouw een hele stellage ontworpen. Het belangrijkste aandachtspunt is de nauwkeu rige positionering van cilinder en cardanbalk, om het inbrengen van de cardanpennen mogelijk te maken, waarmee de cilinder scharniert ten opzichte van de cardanbalk. Is de gehele assemblage voltooid, dan wordt de cilinder tegen de cardanbalk getuid tegen omvallen. Het transport van de combinatie die een gewicht heeft van 75 tot 135 ton, wordt mogelijk gemaakt doordat op de cardanbalk vier hijspunten zijn aangebracht. Het geheel wordt op een voor dit transport aangepaste ponton geplaatst: het dek is van de nodige verstevigingen voorzien en er zijn plaatselijk gaten aangebracht voor de onderuit- stekende delen. Twee op één pijler te monteren bewegingswerken - die dus behoren bij verschillende schuiven - worden op de ponton naast elkaar opgesteld, uitgelijnd en onderling gekoppeld. De combinatie wordt voorzien van een vangconstructie die bij plaatsing op de hamerstukken correspondeert met twee daar aangebrachte geleide-pennen. Met elk transport gaan acht bewegingswerken mee, voor vier pijlers. Vóór aankomst van de bewegingswerken zijn de hamerstukken voorzien van afgestelde funderingen, geleidepennen en rubber stoot- blokken. De bewegingswerken worden twee aan twee door de 'Taklift IV' op een pijler gezet. De verbinding met de pijler komt tot stand door het aanbrengen van voorspanankers door de cardanstoelen. Met een hydraulisch aggre gaat kan de zuigerstang vervolgens zover worden uitgepompt dat de koppelconstructie van het onderoog kan worden bevestigd aan de ophangbalk van de schuif. De benodigde vulplaten zijn tevoren reeds op maat gemaakt. Pas wanneer de verbinding met de schuif tot stand is gekomen kunnen de tuien tussen cilinder en cardanbalk worden losgemaakt, omdat de standzekerheid van de cilinder nu is verzekerd. 479

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1984 | | pagina 23