mankracht vereisen. Dat komt doordat detailin formatie over de samenhang van gebeurtenis sen vaak ontbreekt en omdat het grootste aantal fouten wordt veroorzaakt door menselijk falen, waarvoor geen bruikbare risico-getallen voorhanden zijn. Uiteindelijk heeft men bij GEFO toch een werkwijze gevonden die productief was in vergelijking met de geleverde inspanning. De onafhankelijke instituten TNO en KEMA maakten per onderdeel een werkbe schrijving waarin alle handelingen werden opgesomd. Vervolgens stelden zij een lijst op van mogelijke ongewenste gebeurtenissen. Dit werd de primaire analyse genoemd. In de secundaire analyse werden de in het formulier genoemde acties verder uitgewerkt. Het ging dan vooral om ongewenste gebeurte nissen met een relatief hoog risico-getal. Alle risico's wegnemen is namelijk net als bij het ontwerp onevenredig duur. De secundaire analyse kan het beste gebeuren door de ontwerpers zelf; zij kennen immers als geen ander de details die spelen, want ze zijn er doorgaans al jaren mee bezig. Men onderscheid de twee soorten acties bij een ongewenste gebeurtenis, preventieve en responsieve. Preventieve acties hielden in dat het ontwerp werd aangepast of dat de wijze van werken werd veranderd. Bij responsieve acties werd het risico van de ongewenste gebeurtenis geaccepteerd, maar hield men extra materiaal - een reservepijler bij voorbeeld - of reserve- materieel - sleepboten, bestortingsschepen - in reserve beschikbaar. De responsieve acties werden opgenomen in een afzonderlijk deel van het draaiboek voor de uitvoering. Indien zich een ongewenste gebeurtenis zou voordoen, kon men het draaiboek erbij nemen en de daarin neergelegde instructies opvolgen. Daarmee voldeed de GEFO-groep aan een tweede taak: zij moestzulke duidelijke scenario's schrijven dat in de eerste plaats paniek en in de tweede plaats wilde improvisatie kon worden voorkomen. De theorie geeft aan dat na het nemen van acties het geheel opnieuw moet worden bekeken. In de praktijk blijkt dat niet nodig. Bij het uitwerken van de acties kon men al aangeven in hoeverre de risico's erdoor werden vermin derd. Een bijkomend voordeel is dat het voor deze analyses nodig was het hele werk nog eens met alle betrokkenen door te lopen. Daarbij komen doorgaans nog weer allerlei zaken naar voren, en de direct betrokkenen realiseren zich - vaak in stilte - dat zij op bepaalde punten nog eens extra moeten letten. Doordat men het gehele werkonderdeel nog eens doorloopt, komt ook naar voren waar het aan precieze uitwerking ontbreekt, waar men nog witte vlekken heeft zitten. Duidelijk werd, dat vooral mensen die met volkomen nieuw en onbekend werk bezig waren, van de GEFO-ana- lyse profiteerden en er behoefte aan hadden. Met het aangeven van witte vlekken en zwakke plekken bereikt men op zijn minst dat van te voren bekend is waar bij de uitvoering in het bijzonder op moet worden gelet en met welke middelen. Er ontstaat een plan voor selectieve controle. Daarnaast kan de risico-informatie ook goed van pas komen bij het afwegen van alternatieven. In het algemeen kan na de opgedane ervaring worden gesteld dat het bouwen van elementen als een bekende techniek werd gezien waarvoor diepgaande risico-analyse niet meer nodig was. Er werd vaker een beroep op gedaan bij problemen die samenhingen met de samen- bouw en montage. Ook werd duidelijk dat een aanpak als boven geschetst alleen zin heeft wanneer men staat voor een groot en totaal onbekend type werk. Een goede uitvoerder staat bij bekende werkzaamheden als vanzelf stil bij de risico's die hij neemt en hij denkt vooruit voor het geval er toch iets misgaat. Op onbekend terrein was de GEFO-analyse in staat de risico's niet uit te sluiten, maar beslist wel, ze te verkleinen. 497

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1984 | | pagina 41