I terecht. Daar is men op de hoogte van wijzigin gen in de planning en de daaruit voortvloeiende gewijzigde tijdstippen van allerlei andere activiteiten. Daar ook vindt de coördinatie plaats van uitvoerings- en meetactiviteiten, zodat men niet in eikaars vaarwater komt. Tweede uitstel Na het eerste uitstel is de operatie vastgesteld op de laagwaterkentering van donderdagavond 16 februari, om 21.30 uur. Het wel of niet doorgaan van de operatie wordt mede bepaald aan de hand van de hydro-meteo- verwachtingen die het Hydro-Meteo-Centrum voor die dag uitgeeft. De verwachtingen worden driemaal per dag ververst en om 9, 15 en 21 uur verspreid in de vorm van een bulletin. De weerkundige verwachtingen worden opgesteld door meteorologen van het K.N.M.I. Met deze informatie wordt vervolgens een verwachting opgesteld van onder meer de zeegang, de deining en de stroomsnelheden. De methodiek voor het opstellen van de verwachting van de stroomsnelheden is gelijk aan die voor het opstellen van de astronomische verwachting, zoals eerder beschreven. Nu kan het verloop van de waterstand echter nauwkeuriger worden voorspeld, omdat de weersomstandigheden in rekening kunnen worden gebracht. De nauwkeurigheid van de verwachte stroomsnelheden neemt daardoor ook toe. De nauwkeurigheid wordt verder vergroot met een correctiemethode, en wel als volgt. Het verschil tussen de verwachtingen van de afgelopen één of twee dagen en wat werkelijk is opgetreden, wordt bepaald met een zekere weegfactor en gesuperponeerd op de verwach ting. Dit noemt men de verschillijnenmethode. Een meer geavanceerde, maar toch niet erg afwijkende methode is de methode van de frequentie-responsie-functies. Door toepassing van een fouriertransformatie worden bij die methode in het frequentiedomein overdrachtsfuncties bepaald tussen bij voor beeld de verwachte en de opgetreden stroom snelheden in de afgelopen periode. Door terugtransformatie naar het tijddomein kunnen de verwachtingen vervolgens worden gecorri geerd. Het toepassen van een correctie heeft als groot voordeel dat de verwachting in eerste aanleg altijd voor hetzelfde punt kan worden opgesteld; daarvoor kiest men een referentiepunt, met lange waarnemingsreeksen. De correctieslag wordt tevens gebruikt om de verwachting te vertalen naar een andere locatie waarvoor alleen recente gegevens beschikbaar zijn, en waarvoor een verwachting wordt gewenst. De verwachtingen voor zeegang en deining worden uitsluitend op een termijn van één of twee dagen vooruit opgesteld, omdat deze grootheden geheel afhankelijk zijn van de wind. De zeegang wordt met behulp van golfwindre- laties afgeleid uit de verwachting van de wind op de Noordzee. Vervolgens wordt het verwach te zeegangspatroon via uit waarnemingen afgeleide correlaties vertaald naar de werkloca- ties. De deining - daaronder verstaan we golven met een periode langer dan 10 seconden - is afkomstig van verafgelegen stormgebieden. In de zuidelijke Noordzee en langs de kust is het weer dan meestal rustig. Daarom hebben deze golven iets verraderlijks. Voor het opstellen van de verwachtingen ervan wordt gebruik gemaakt van het numeriek golvenmodel GONO, dat op basis van verwachte windvelden prognoses uitrekent in een aantal roosterpunten op de Noordzee. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van een meereenvoudige voorspelme thode, waarbij op grond van ervaringstabellen 529

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1984 | | pagina 13