coördinator moet ter plekke aanwezig zijn om
de binnenkomende informatie goed te kunnen
interpreteren. Naast de meest recente verwach
tingen van het Hydro-Meteo-Centrum beschikt
hij over actuele gegevens van metingen in
referentiepunten, metingen van de begeleiden
de meetvlet en over metingen van de 'Cardium'
zelf. Gaat het bij de weersverwachting hoofdza
kelijk om ja-nee beslissingen, hier gaat het om
begeleiding van het proces, teneinde de
operatie met de vereiste nauwkeurigheid te
kunnen uitvoeren.
Als hij om 9 uur aangeeft dat er nog 65 minuten
resten vóór de stroomsnelheid de kritieke
grens van 50 cm per seconde overschrijdt,
wordt besloten de operatie uit te stellen omdat
de mist niet voldoende is opgetrokken en er
minstens nog 80 minuten nodig zijn voor het
opschonen van de ondermat en het leggen van
de bovenmat.
De eerstvolgende mogelijkheid om de mat te
leggen is tijdens de laagwaterkentering van
vrijdagavond 17 februari, 22.00 uur. Ditmaal
heeft men meer geluk, en kan de gehele
operatie tot een goed einde worden gebracht.
Er heerst een zwakke zuidoosten wind, de
golfhoogte is 10-20 cm en het zicht is, hoewel
matig, toch voldoende.
Van half vier tot half vijf wordt de laatste
sonar-inspectie van de ondermat uitgevoerd.
Om 17 uur komt de stroommeetcoördinator op
zijn post, en neemt de meetvlet zijn positie in
om te gaan meten. Om 22.34 uur ligt de mat
aan de grond.
Evaluatie
Het belang van de waterloopkundige begelei
ding van het leggen van de matten is gelegen
in het feit'dat de nauwkeurigheid, en dus het
succes waarmee de operatie kan worden
uitgevoerd, voor een belangrijk deel afhangt
van de juiste informatie omtrent de waterloop
kundige omstandigheden. Hetzelfde geldt
uiteraard ook voor de andere bedrijven, zoals
het plaatsen van pijlers en elementen en het
opstorten van de drempel. Vandaar dat veel
aandacht besteed wordt aan de presentatie en
interpretatie van deze informatie. In de eerste
plaats door de stroommeetcoördinator tijdens
de kritieke operaties aan boord te plaatsen,
zodat hij de gehele situatie kan overzien en op
de juiste wijze kan interpreteren.
De onregelmatige werktijden worden daarbij
op de koop toe genomen; het is niet efficiënt
voor dat werk een continudienst in te stellen,
omdat de stroommeetcoördinator maar een
beperkt aantal malen per week echt in actie
hoeftte komen. Bovendien is de hier beschreven
mattenlegoperatie wat betreft het aantal malen
uitstel beslist niet representatief voor de gang
van zaken. Het voorbeeld werd gekozen omdat
zo de meeste kanten van het werk konden
worden getoond.
De kwaliteit van de verwachtingen wordt
steeds nauwlettend in de gaten gehouden, en
waar nodig brengt men zelfverbeteringen aan
in de methodieken of ontwikkelt men nieuwe
methodieken.
In de afgelopen periode is gebleken dat voor
een periode tot 12 uur vooruit de stroomsnel-
heden kunnen worden voorspeld met een
standaardafwijking van 20 cm/sec, en de
kenteringstijdstippen met een standaardafwij
king van ongeveer een kwartier. De golfverwach-
tingen voor zeegang zijn voor driekwart raak,
dat wil zeggen dat de optredende waarde
binnen de verwachting lag.
Het voorspellen van deining is veel moeilijker.
Nog niet in de helft van het aantal gevallen
werd raak gescoord. Deze getallen hebben
betrekking op de nauwkeurigheid van de
verwachtingen die door het Hydro-Meteo-Cen
trum worden geleverd. Uiteraard is de nauw
keurigheid door de inbreng van de stroommeet
coördinator groter, maar dan praten we over
voorspeltermijnen van enkele uren vooruit.
Aanstonds bij het begin van het mattenlegbedrijf
in de Hammen was al gebleken dat een
belangrijke en noodzakelijke kwaliteitsverbete
ring van de voorspellingen kon worden bereikt
door recente meetgegevens aan boord van de
werkschepen bij de voorspellingen te betrekken,
en ze te gebruiken voor een laatste correctie.
De belangrijkste nog resterende bron van
onnauwkeurigheid in de waterloopkundige
verwachtingen blijkt te zitten in de wind verwach
tingen. Door het K.N.M.I. wordt dan ook hard
gewerkt aan verbetering van de beschikbare
voorspel methodieken.
De methodes die men gebruikt voor het
opstellen van waterloopkundige verwachtingen
voor het mattenlegbedrijf zijn niet toepasbaar
in de volgende fasen van het werk. Er is
immers een lange meetreeks van minimaal
drie a vier weken voor nodig onder gelijkblij
vende omstandigheden.
Nog afgezien van het feit dat tijdens de bouw
meetinstrumenten zo lang op eenzelfde locatie
de bouwactiviteiten enorm zouden hinderen,
de waterloopkundige toestand verandert door
de bouw van de kering te snel. Na het matten
leggen worden de verwachtingen gebaseerd
op berekeningen met het ééndimensionaal
getijmodel Implic, dat de waterstanden in de
Oosterscheldemond als invoer heeft. In dit
model kan de invloed van de bouw van de
531