Hydraulische en
meteorologische begeleiding
bij het leggen van de
funderingsmatten
De bouw van de stormvloedkering in de mond
van de Oosterschelde vindt plaats in open
getijwater. Het zijn dan ook de weersomstan
digheden die in belangrijke mate bepalen of
een geplande operatie doorgang kan vinden of
niet.
Het behoort tot de taak van het Hydro-Meteo-
Centrum te Zierikzee, ervoor te zorgen dat de
uitvoerders op het werk kunnen beschikken
over alle noodzakelijke waterloopkundige en
meteorologische informatie om op een verant
woorde manier beslissingen te kunnen nemen
over het doorgaan van een operatie.
Om een indruk te geven van wat daar allemaal
bij komt kijken, zullen we het leggen van een
funderingsmat in het midden van de Roompot
volgen, gepland op 16 februari 1984, op de
eerste laagwaterkentering die dag, dat wil
zeggen omstreeks negen uur 's morgens.
De datum en het tijdstip waarop een mat zal
worden gelegd, volgen uit de totale planning
van het uitvoeringsproces.
Omdat de matten op het kenteren van de
stroom worden gelegd, is informatie over het
verloop van de stroomsnelheden op de
bewuste dag noodzakelijk.
Door het Hydro-Meteo-Centrum worden
daarom voorspellingen van het astronomisch
getij geleverd voor een periode van één tot
twee maanden vooruit. Daarin is geen rekening
gehouden met afwijkingen die veroorzaakt
kunnen worden door meteorologische invloe
den. Als het stormt bijvoorbeeld kunnen er
grote waterstandsafwijkingen ontstaan die er
tevens voor zorgen dat de stroomsnelheden
afwijken van de stroomsnelheden onder
normale omstandigheden.
Helaas is het niet mogelijk het weer enkele
weken vooruit te voorspellen, en dus wordt
voor het plannen van de operatie volstaan met
het astronomisch getij. Ook de golfbeweging is
uiteraard op deze termijn niet te voorzien.
Voor het mattenlegbedrijf kan bij het opstellen
van de voorspellingen van de stroomsnelheden
worden volstaan met een betrekkelijk eenvou
dige statistische methode. Dit heeft te maken
met het feit dat de getijbeweging in de Ooster
schelde tijdens het leggen van de matten nog
niet noemenswaardig wordt beïnvloed door de
reeds uitgevoerde werken.
De voorspelmethodiek is gebaseerd op de
aanname dat er een lineair verband bestaat
tussen het getijverschil - het verschil tussen
hoogwater en het eerstvolgende laagwater of
omgekeerd - en de stroomsnelheden per half
maanuur.
Bij deze lineaire regressiemethode wordt alleen
uitgegaan van het eerstvolgende voorspelde
getijverschil. Het eveneens beschikbare
ARIMA-model - de afkorting staat voor Auto
Regressive Integrated Moving Average -
neemt bovendien de drie laatst opgetreden
getijverschillen mee. Qua methode staan beide
manieren van voorspellen erg dicht bij elkaar,
en de voorwaarden voor toepassing zijn bij
beide gelijk. Bij beide methoden moeten
meetreeksen van stroomsnelheden op de
locatie waarvoor de voorspelling geldt beschik
baar zijn over een periode van vier weken.
Bovendien moet men kunnen beschikken over
de astronomische voorspelling van de hoog-
en laagwaterstanden in de onmiddellijke
nabijheid van het tracé, in dit geval de waarden
voor meetpaal OS4. Deze waarden staan in het
bekende gele boekje met getijtafels.
Aan de hand van de waarnemingsreeksen
kunnen nu per half maanuur de verbanden
worden bepaald tussen de getijverschillen en
de stroomsnelheden (figuur 1).
Voor de bewuste locatie kunnen de stroomsnel
heden worden voorspeld, zij het nog steeds
zonder rekening te houden met het weer. Voor
het plaatsen van pijlers, verkeerskokers en
schuiven en het storten van de drempel kan al
527