Bij de bouw van de Oosterscheldekering kan tussen de matten en tussen de mat en pijler slechts een heel klein laagje zand worden ZandCOnCGntrStlBVOOrspöllingGn getolereerd, hooguit een paar millimeter dik. Een dikkere laag zou immers in de toekomst kunnen uitspoelen, hetgeen scheefstand van de pijlers zou kunnen veroorzaken. Vlak voor het leggen van de matten en het plaatsen van de pijler wordt een zeer belangrijk deel van het zand opgezogen door de 'Cardium' en de 'Macoma', in principe voldoende, als er niet meer zou bijkomen. Maar gedurende de korte tijd tussen dit opschonen en het plaatsen san er een nieuwe zandlaag ontstaan, door bezinking van het door het water meegevoerde zand, en doordat er zich zand langs de bodem verplaatst. Onderzoek heeft uitgewezen dat de plaats- en legoperaties slechts plaats mogen vinden wanneer de stroomsnelheid en de zandconcentratie kleiner zijn dan een vooraf bepaalde waarde; dat betekent in de praktijk: alleen rondom de kentering. Omdat de operaties een lange tijd vergen en niet zomaar zijn stil te leggen is het nodig de zandconcentratie te voorspellen die in de tussentijd verwacht moet worden. Hiertoe is een computermodel ontwikkeld dat de zandconcentratie op elk willekeurig tijdstip en op elke willekeurige locatie in de as van de stormvloedkering voorspelt, uitgaande van voorspellingen van de stroom en de waterstand. De zandconcentratie is onder andere afhankelijk van de stroomsnelheid. Ook al zijn de hydrauli sche omstandigheden op twee locaties in de as van de stormvloedkering nagenoeg identiek, dan kunnen de zandconcentraties aldaar toch aanzienlijk verschillen. Behalve dat de zandconcentratie gewoonlijk niet constant is over de waterdiepte, is zij dus evenmin constant langs de as van de storm vloedkering. Er blijken in de Oosterscheldemon- ding sedimentbanen voor te komen, dat wil zeggen banen met meer sediment dan in de omgeving, en hiermee dient terdege rekening te worden gehouden. De wiskundige beschrijving van zandtransport- mechanismen is gebrekkig en onvolledig: voorspellingen van het zandtransport hebben doorgaans een onzekerheidsfactor van 2 a 5. Slechts door uitgebreide ijking van een model kan men deze onnauwkeurigheid verkleinen. Het belang van een nauwkeurige voorspelling voor de bouwoperaties maakt, gezien de aanwezigheid van de sedimentbanen, een goed inzicht in de tijds- en plaatsafhankelijke processen alsmede een groot aantal ijkmoge- lijkheden noodzakelijk. IJkgegevens Om deze redenen is een omvangrijk meetpro gramma uitgevoerd, waarbij in de Hammen, de Schaar van Roggenplaat en de Roompot stroomsnelheids-en zandconcentratieverticalen zijn gemeten in de as van de kering. De metingen duurden 13 uur teneinde de vloed van de ebkarakteristieken te kunnen onderschei den. Om de verschijnselen statistisch te beschrijven zijn minstens vijf 13-uursmetingen per locatie nodig. De metingen zijn op twee manieren uitgevoerd: met een systeem waarbij het zandwatermengsel wordt afgezogen en het zand op een filter gedeponeerd wordt, in combinatie met een ELMAR-stroommeter, en met een akoestische zandtransportmeter waarbij tegelijkertijd zowel de zandconcentratie als de stroomsnelheid wordt verkregen door middel van akoestische signalen. Figuur 1 geeft een meting weer van de concentratie en de snelheid op 1 m boven de bodem. Behalve deze metingen zijn ook fotovluchten uitgevoerd. Hierdoor werd inzicht verkregen in het ruimtelijk beeld in horizontale zin. Op de bijgevoegde foto van een vloedsituatie zijn de 541

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1984 | | pagina 25