vastzittende organismen in dieper water. Na 20
dagen was dit verschijnsel sterk toegenomen.
Op plaatsen waar het horizontaal getij ook vóór
de afsluiting al klein was, zoals in de omgeving
van Bruinisse, trad het niet op of pas veel later.
Op 12 mei was de temperatuur van het water
gestegen tot 15°C, terwijl die op 3 mei nog
maar 10°C bedroeg. In dezelfde periode daalde
het gehalte van zwevende stof door sedimenta
tie als gevolg van het vrijwel wegvallen van de
stroming. Hierdoor verbeterde het lichtklimaat,
zodat de primaire produktie van algen toenam.
Dat kwam tot uiting in een stijging van de
zuurgraad en een verhoging van het zuurstof
gehalte. Gedurende de eerste weken na de
sluiting werden bij metingen op verscheidene
plaatsen en diepten zuurstofgehalten gevonden
die niet of nauwelijks onder het verzadigings-
gehalte lagen; er was zelfs duidelijk sprake van
oververzadiging als gevolg van de toegenomen
primaire produktie. De successie van algensoor-
ten in het water week niet af van die in andere
jaren.
Door de sluiting van de Markiezaatskade nam
het getijverschil in het Markiezaat tussen 30
maart en 20 april 1983 af van 3,00 m tot 0,25 m.
Dit was een koude en regenachtige periode.
Naar de effecten op bodemdieren op enkele
permanent droogvallende respectievelijk onder
water komende plaatdelen is ook toen onder
zoek verricht. Van de meest gevoelige soort
bleek op de drooggevallen delen de helft na
tien dagen dood. Bij andere gevoelige soorten
was dat na dertig dagen het geval. In vergelijking
met de Grevelingen trad dus pas in een veel
later stadium sterfte op. Dit kan voor een groot
deel worden toegeschreven aan het verschil in
weersomstandigheden.
Fig. 8. Principe van het
eenzijdig getij
Oosterschelde
Het getij op de Oosterschelde kan tijdens de
zandsluiting van het Krammer met behulp van
de stormvloedkering door een combinatie van
beheersscenario's worden beïnvloed (figuur 6).
Het getij kan worden gerekt tot een periode die
tweemaal of driemaal zo lang is als de normale
getijperiode; bovendien kan de doorstroomope-
ning verder worden verkleind, met als grenstoe-
stand de volledige sluiting. Vanwege lekken
door de drempel van de stormvloedkering
blijven dan nog kleine variaties in de waterspie
gel over, van 25-50 cm. Daarnaast is nog een
zogenaamd eenzijdig getij mogelijk: hierbij
wordt de stormvloedkering geopend of
gesloten bij een bepaald waterstandsverschil;
er ontstaat dan een translatiegolf, die zorgt
voor variatie in de waterstand, maar vooral in
de stroomsnelheden (fig. 8).
Het is nu nog niet bekend, welke combinatie
van getijbeïnvloedingsmogelijkheden zal
worden gebruikt voor de zandsluiting van het
Krammer. Misschien is het zelfs wel verstandi
ger om te wachten met een definitieve keuze
tot de ervaringen met de zandsluiting van het
Tholense Gat bekend zijn.
Onderstaande beschrijving van de gevolgen
voor milieu en visserij heeft dan ook nog een
globaal karakter. Wel is er van uitgegaan, dat