de sluiting van het Krammer plaatsvindt in de maand april van 1987. Een tot tweemaal zo lang gerekt getij kan van invloed zijn op milieu en visserij. In deze fase valt een groot gebied slechts gedurende één laagwaterperiode per dag droog, terwijl de zone daarboven slechts gedurende één hoogwaterperiode per dag wordt overspoeld. Sterfte van bodemdieren in de hogere plaat- delen en van de flora en fauna langs dijk- glooiingen zal naar verwachting niet optreden, omdat alleen de voor droogstand minder gevoelige soorten minder vaak worden over spoeld. Wel zal er door de langere perioden van droogstand remming op kunnen treden in de groei. Omdat de aantallen vogels in april afnemen en er elke dag een fourageerperiode overblijft, lijkt de schade voor vogels beperkt. De voorjaarstrek kers hebben echter een zeer sterke trekdrang, en daarom ook een grote voedselbehoefte, om de broedgebieden in goede conditie te kunnen bereiken. Een gerekt getij zou tot versnelde doortrek van vogels kunnen leiden. Het verdient aanbeveling om de stagnante periode zoveel mogelijk 's nachts te kiezen. De kans op extra erosie van plaatranden is klein, omdat het stormseizoen in principe voorbij is. Het horizontaal getij wordt bij een tot twee keer zo lang gerekt getij telkens twaalf uur onder broken. In die gebieden van de Oosterschelde waar de stroomsnelheid ook nu al laag is - een groot deel van de kom en de Krabbenkreek - worden op voorhand geen storingen verwacht, omdat de turbulentiegraad van het water daar vooral wordt bepaald door de golfwerking. In de andere gebieden zal het telkens opjagen van het getij naar verwachting voldoende zijn om bacterievorming op vastzittende organismen en vermindering van het zuurstofgehalte te voorkomen. Een tot drie keer de normale duur gerekt getij zal ongunstiger zijn dan een getij van dubbele lengte. Toch zal er naar verwachting ook dan nog geen sterfte optreden van bodemdieren, zeewieren en zeegrassen boven N.A.P. De voorzichtige conclusie is, dat bij een sluiting in april geen belangrijke negatieve gevolgen voor milieu en visserij te verwachten zijn van een gerekt getij. Het ecosysteem van de Oosterschelde in het vroege voorjaar is echter zo ingewikkeld, dat deze conclusie nooit met zekerheid kan worden getrokken. De toestand is bovendien afhankelijk van het verdere gebruik van de kering in 1986 en van de weersomstandigheden. Er is al met al reden om de gevolgen voor milieu en visserij van de laatste sluitingsfase voorzichtigheidshalve enigszins optimistisch in te schatten. Als het gerekte getij ook nog geknepen wordt, neemt het getijverschil in enkele dagen af tot 0,5 m. Het horizontale getij neemt evenredig af. Bij droog en warm weer zullen de bodemdieren op de platen in de hogere getijzone, boven N.A.P. 0,75 m, in moeilijkheden komen: de voor droogstand relatief gevoelige soorten sterven ten dele af. Tevens zullen de zeewieren op platen en dijken boven dat peil afsterven. Sterfte van betekenis in de rest van de levensgemeenschap beneden N.A.P. is onwaarschijnlijk. De schorrenvegetatie zal geen last ondervinden. Vogels blijken in stresssituaties langer te fourageren dan normaal. Indien dit onvoldoende voedsel oplevert zullen ze doortrekken. Vogels uit het Deltagebied zullen in het voorjaar bijna uitsluitend doortrekken naar öf de Waddenzee 13

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1985 | | pagina 15