D verschillen tussen het R1495-model en de werkelijkheid zijn veelal terug te voeren tot ir erpolatiefouten tussen schaalmodelresulta ten, en tot verschillen in fase binnen het s! itgat. De grootste afwijkingen worden g constateerd aan de randen. De verschillen tt ssen model en werkelijkheid worden telkens vr reffend door het invoeren van een correctie- fa tor. Deze correctiefactoren moeten op re gelmatige tijden door middel van metingen w )rden gecontroleerd (fig. 9). D or het simultaan meten van het sluitgatdebiet o| 200 a 500 meter bovenstrooms van de ke-ing en van de snelheden in de as in een re evant aantal pijlerpoorten, kunnen de snelheden in de as en de verdeling van de snelheden over de as worden bepaald, en ve geleken met de uitkomst van IMPLIC - R1195. Het doel van deze controlemetingen naar de snelheidsverdeling in de as is tweeledig. In de eerste plaats kan langs deze weg een ijking worden uitgevoerd van het voorspelsysteem ten behoeve van de operationele begeleiding. Daarnaast worden de ten behoeve van het ontwerp berekende snelheden per pijlerpoort gecontroleerd. De standaardafwijking rond de voorspellingen kan, vlak na een bijstelling, aanzienlijk kleiner worden. Bij voortschrijdende bouw zal de ijking gaan verlopen, zodat de betrouwbaarheidsband rond de voorspelling weer breder wordt. De frequentie waarmee verificatie in de natuur plaats moet vinden en op welke manier, wordt bepaald door de snelheid waarmee de vorm van het sluitgat wordt gewijzigd (fig. 10) en door de nauwkeurigheidseisen van de gebrui ker. 65

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1985 | | pagina 19