van door hem opgemerkte schades vaststellen. In een volgend stadium konden reparateurs die een ontvanger bij zich hadden naar een positie worden toegepraat. Een eerste duiker maakte dus, gewapend met het zendertje, dat in de loop van de tijd nog verbeterd werd - namelijk verkleind en handiger opgehangen - enige zoekslagen over de bodembescherming. Vanaf het werkschip werd hij gevolgd; daar versche nen op beeldschermen telkens de coördinaten van zijn positie. Proeven met deze apparatuur leverden binnen redelijke afstand van het duikvaartuig goede resultaten op, zodat kon worden overgegaan tot operationele toepas sing. In samenwerking met de ponton 'Johan V' heeft de duikerklok inspecties uitgevoerd naar de bodemopbouw in de as van de stormvloed kering. Daaruit bleek onder meer de noodzaak van gedeeltelijke grondverbetering en algehele verdichting. Naderhand is met dezelfde hulpmiddelen controle uitgevoerd op de resultaten van de verdichting. Vanuit de klok werden in totaal ruim 750 sonderingen en dichtheidsmetingen uitgevoerd, en ruim 150 boringen. Bij het leggen van funderingsmatten, waarmee in het voorjaar van 1983 een begin werd gemaakt, traden aanvankelijk nogal veel beschadigingen op. Besloten werd die vanuit een onderwaterwerkkamer door duikers te laten repareren. Het schade-oppervlak varieerde van 10 tot 30 m2. Scheuren in het filterdoek moesten nauwkeurig worden hersteld, nieuwe pennen door delen van de mat heengeschoten om de samenhang te waarborgen, en deze pennen moesten dan ook weer worden geborgd. De reparatie-eenheid voor dit werk was in feite zeer uitgebreid. Ze bestond uit het basis-schip 'Johan V', een duikklok voor het vervoer van de reparateurs, de onderwaterwerkkamer en twee decompres- sietanks, waarvan er één aan de duikklok kon worden gekoppeld, terwijl de andere diende als reserve, en ondertussen gebruikt werd voor ander duikwerk in de omgeving. Maar wanneer de 'Johan V' niet zelf kon ankeren in het werkgebied, positioneerde hij zich door vast te maken aan de verankerde 'Cardium', zodat tenslotte ook dit reusachtige en kostbare werkschip bij de operatie betrokken werd, en zijn overige werk moest uitstellen. Juist vanwege dit laatste stond er grote druk op de onderwaterwerkzaamheden, en werden er middelen beraamd om de netto arbeidstijd onder water te verlengen. Bij de beschreven opstelling haalde men 8 tot 10 uur per etmaal. Omdat er maar één decompressietank aan de 70 duikklok kon worden gekoppeld, moest de tweede werkploeg wachten tot de eerste, na vier uur onder water, drieënhalf uur decompres sietijd had gehad. Een oplossing werd gevonden in het gebruik van een decompressietank met drie kamers die onafhankelijk van elkaar onder een bepaalde druk kunnen worden gehouden. De duikers konden daardoor langzaam doorge sluisd worden; het blijkt dat op die manier een netto-werktijd kon worden verkregen van 24 uur in theorie, maar in de praktijk 20 tot 21 uur, uitgevoerd in een vijfploegendienst. Een belangrijk detail van het werk was telkens weer de overdracht van het karwei aan de volgende ploeg, en de opgave van de stand van het gereedschap en het hulpmateriaal. De onderwaterwerkkamer werd vanaf de 'Johan V' aan twee hijsdraden op de bodem afgevierd. Om juiste plaatsbepaling te kunnen garanderen gebeurde dat alleen bij stroomsnel heden kleiner dan een halve meter per seconde. De 'Johan V' beschikte over in totaal zes lieren en een uitgebreide hijsconstructie, met daarop een bordes waarvandaan zowel de navelstreng van de duikklok als de werkkamer vertrokken. Ook een aantal lage- en hogedrukcompressors behoorden tot de uitrusting. De decompressie tanks bleven aan boord van de 'Johan V' De duikklok had een gewicht van tien ton, en kon vier duikers tegelijk vervoeren. Er zat een bodemflens aan en een zijflens, zodat hij op twee plaatsen kon worden gekoppeld; in de praktijk werd de zijflens gebruikt voor het aankoppelen van de decompressiekamer en de bodemflens voor de sluis naar de werkkamer. Als eerste werd, bij de aanvang van een reparatie, de onderwaterwerkkamer, de zogenaamde 'habitat' afgevierd. Dit kon nog op hellingen van 1:6. De werkkamer woog 85 ton en mat 6 bij 3 bij 2,5 meter. De onderzijde ervan was matvriendelijk uitgevoerd: hij bestond uit een rubberrand die maximaal een druk uitoefende op de bodem van 1 kg/cm2. De kamer werd neergezet evenwijdig aan de stroomrichting, en dan onder een druk gebrach die overeenkwam met de waterdiepte ter plekke. Het netto-werkoppervlak binnen de kamer bedroeg 3 bij 6 meter. Bij reparaties over een groter oppervlak werd de kamer tussentijds verplaatst. Er zaten aansluitingen ir voor de pompen en voor werkverlichting, voor werklucht, camera's en reparatiematerieel dat speciaal voor dit doel werd ontworpen, zoals een met de hand bedienbare filterdoeknaaima chine, een pennenschieter en een penborger, en opslagrekken met reparatiemateriaal De werkkamer is ook wel bij ander werk gebruikt, zoals onderzoek naar verstoringen in

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1985 | | pagina 24