dan de piepkleine 'Trigla'hij is zo groot als
een kleine vrachtwagen, en oogt als het
onderstel van een gevechtstank. Hij weegt
bijna 10 ton. In het geheel zijn er 130 matten
mee geïnspecteerd, onder- èn bovenmatten, en
drie tegelmatstroken. Hoewel de 'Portunus'
was ontworpen voor visuele inspectie, bleek
dat hij, uitgerust met een profielopnemer, ook
uitstekend in staat was om de ligging vast te
stellen van grindwiepenmatten ten opzichte
van bovenmatten in de buurt. Door een
eenvoudige blaasinstallatie voorop het voertuig
te monteren werd het mogelijk van een
lichtaangezande mat toch het bovendoek vrij te
maken en aan de T.V.-camera's te tonen; er
konden zelfs kleine stenen mee worden
weggeblazen.
De praktijk heeft uitgewezen dat de bodemkrui
per een in hoge mate betrouwbaar voertuig is,
dat zijn werk met grote nauwkeurigheid
verricht. De T.V.-camera's die vóór het eigenlijke
loopwerk waren opgehangen, gemonteerd op
heldere plexiglazen blokken, hielpen de
'Portunus' zich zelfs bij minder dan 5 cm zicht
te blijven oriënteren op de markeringen in de
mat. De aangebrachte sonar-apparatuur bleek
niet alleen obstakels te kunnen waarnemen,
zodat de 'Portunus' ze kon vermijden, maar ook
matranden en zelfs stiknaden. Vanwege dit
bijzondere succes is ook aan de achterzijde
zo'n sonar geïnstalleerd. Er werden in de loop
van de tijd nog enkele andere modificaties aan
de 'Portunus' aangebracht. Zo werden de
oorspronkelijk gladde zwenkwielbanden
voorzien van een profiel, om het contact met
de bodem te vergroten. Om dezelfde reden
werden de stalen tracks van het loopwerk
bekleed met rubber. Ook werd getrapte
hantering van de stuurknuppels mogelijk
gemaakt, zodat men met dezelfde uitslag van
de hefboom verschillende snelheidsgebieden
kon bestrijken. Op het scherm van de sonar
van de 'Portunus' werd het mogelijk gemaakt
ook de afstand te tonen tot het waargenomen
voorwerp; ook werd de vastlegging van de
profielopnamen geleidelijk verbeterd.
Tenslotte moest er ook aan de kraan van het
ondersteuningsschip 'Wijker Rib' het een en
ander worden gewijzigd. Al in een vroeg
stadium werden de specificaties vastgesteld, in
de veronderstelling dat de 'Portunus' ongeveer
zeven ton zou gaan wegen. De kraan werd
gemaakt op een hijsgewicht van 7,5 ton, met
een veiligheid tot 10 ton. Bij nader inzien woog
de 'Portunus' inderdaad bijna net zoveel. Als
gevolg daarvan bleek het zwenkwerk van de
kraan niet in staat om de bodemkruiper in elke
horizontale positie ten opzichte van het schip te
brengen. Het aanbrengen van een contrage
wicht achterop verkleinde het koppel dat nodig
was om de 'Portunus' bij scheefliggend schip
binnen te krijgen. De kop van de kraangiek
werd uitgerust met hydrauliek, om ook bij te
vlak weglopen de kraankop hydraulisch in de
juiste stand te brengen.
Om de levensduur van de navelstreng te
verlengen gebruikte men een afzonderlijke
hijslier voor het lanceren en bergen van en tot
de waterlijn, wanneer de 'Portunus' immers
meer weegt dan onder water. De hijsdraad
werd gekoppeld en ontkoppeld via een metalen
ring die om de navelstreng gleed en voorzien
was van vier hydraulische haken die aangrepen
onder de versterkte rand van de geleiding van
de navelstreng. Het volle gewicht - maar dat
was dan gehalveerd ten opzichte van het
gewicht boven water - van de bodemkruiper
hing alleen onder water aan de navelstreng.
Eenmaal op de bodem werd de haalkracht door
de machinist verlaagd, zodat het voertuig zijn
operaties kon beginnen.
De 'Wijker Rib' als moederschip heeft goed
voldaan. De voortstuwing is net voldoende
krachtig. De enige grote aanpassing op het
schip is de bijplaatsing geweest van een extra
achterlier, omdat de situatie 'achterschip op
stroom' nogal vaak voorkwam. Kleinere
aanpassingen waren een verbetering van de
navigatiemogelijkheden door toevoeging van
een beeldscherm en een plotter, en de installatie
van een automatische piloot.
Nu is de 'Portunus' losgekoppeld van de
'Wijker Rib', en staat in een loods op Neeltje
Jans, met een perfecte staat van dienst. Het
voertuig is 800 uur onder water geweest, en
moet als men zijn snelheid voorzichtig schat op
20 cm/s, zo'n 570 km hebben afgelegd. De
keuze voor dit ontwerp is door de feiten
volledig gerechtvaardigd. Een afgesteund
voertuig met als belangrijkste sensor een
video-camera, bestuurd vanaf een vrijvarend
moederschip, en voorzien van akoestische
plaatsbepalingsmiddelen van grote nauwkeu
righeid, blijkt inderdaad het antwoord te zijn op
de specifieke omgevingscondities van de
Oosterschelde: hoge stroomsnelheden en zeer
weinig zicht.
82