worden aan een toetsing in het veld zowel als
in het laboratorium, om hun effecten op de
begroeiing na te gaan, en aldus te bepalen of
een bepaalde ontwikkelingsrichting moet
worden gestopt of juist verder uitgebouwd.
Tot nu toe is te weinig aandacht besteed aan
het belang van de levensgemeenschappen op
harde substraten voor het totale ecosysteem
van een bekken.
Een globale berekening van de omvang van de
levensgemeenschappen in de Oosterschelde
leert echter, dat dit belang zeker niet onderschat
moet worden.
In 1984 is een onderzoek begonnen naar de
verspreiding van biomassa op harde substraten
en naar de betekenis voor het systeem van de
fourageeractiviteiten van de dieren die hun
voedseldeeltjes uit een langsstromende water
filtreren.
De eerste resultaten wijzen erop, dat de
gemaakte zeer globale schatting van het
belang nog aan de lage kant was.
De bemonsteringen over de hele Oosterschelde
in het najaar van 1984 en het voorjaar van 1985
leveren beide een gemiddelde waarde op van
zo'n 120 kg koolstof per vierkante meter. Die
resultaten vast extrapolerend over het gehele
jaar, en rekening houdend met de hoeveelheid
beschikbaar substraat, betekent dit een over
het jaar gemiddelde totale hoeveelheid biomas
sa in de Oosterschelde van 1800 ton koolstof.
Dat is ongeveer evenveel als alle mosselen
samen!
94