F g. 2. Geschiedenis van de k stverdedigingswerken (350-1955) B ginfase van de uitvoering: o tgravingen en de aanleg van d mijnsteenkade. Op de a ntergrond de vuurtoren n bij het Westhoofd e n helling van 1:3, terwijl op dit niveau een 7 r brede binnenberm, voorzien van een 4 m b ede verharding, werd aangelegd. Vanaf f A.P. 6,50 m tot aan het maaiveld had het b nnenbeloop een helling van 1:2. F it dijklichaam werd opgebouwd uit het ter p aatse aanwezige duinzand, met daarop een 1 cm dikke grindzandasfalt-bekleding. Daarop w ;rd een dichtingslaag van asfaltbitumen met s helpen aangebracht. Het binnentalud b neden N.A.P. 6,50 m werd voorzien van e n laag kleihoudende teelaarde. De asfaltbe- k ding heeft gedurende zijn levensduur v orzover hij niet onder het zand lag, enkele rr alen een oppervlaktebehandeling van b umenemulsie met split ondergaan. D buitenteen van de dijk is destijds aangelegd o N.A.P., zonder specifieke teenconstructie. In C loop der jaren zijn op het buitentalud tot F A.P. 6 m weer stuifduinen ontstaan, die n :t helm en rijsschermen zoveel mogelijk v rden vastgelegd. Het voor de asfaltdijk a legen strand ligt onder een helling van 1:30 40. Aan de binnenzijde was tot voor de a nvang van de recente versterkingswerkzaam- h den over de gehele lengte een strook b planting ter breedte van 20 m aanwezig, h ofdzakelijk bestaande uit abelen, wilgen, e doorn en meidoorn. Het kustvak ter hoogte van het Flaauwe Werk verkeert nagenoeg in dynamisch evenwicht. De huidige ontwikkeling van de dieptelijn van N.A.P. - 1 m voor het Flaauwe Werk heeft in het oostelijke gedeelte een stabiel karakter, met een lichte tendens tot uitbouw in zeewaartse richting. In het westelijke gedeelte kan men een landwaartse verplaatsing van deze dieptelijn waarnemen. Bij het ontwerpen van mogelijke oplossingen ter versterking van het Flaauwe Werk, is met het morfologisch gedrag van dit kustvak rekening gehouden. Om de noodzakelijke verzwaringen van deze kustvakken zo goed mogelijk in het aanwezige gevarieerde landschap te kunnen inpassen, is begin 1977 een werkgroep gevormd voor de landschappelijke afwerking. In deze werkgroep, die wordt gecoördineerd en geleid door de directie Zuid-Holland van de Rijkswaterstaat, zijn ook vertegenwoordigd: de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland, het Biologisch Station Weversduin, Staatsbos beheer en de afdeling Milieu en Inrichting van de Deltadienst. De werkgroep heeft met betrekking tot de landschappelijke afwerking van het Flaauwe Werk twee alternatieven beschouwd, een asfaltdijk en een zanddijk. De asfaltdijk zou eventueel een binnentalud kunnen krijgen met een grasmat op klei. Bij het afwegen van de alternatieven is gekeken naar visueel-landschappelijke, cultuurhistori sche en natuurwetenschappelijke waarden. In verband met zeeweringstechnische eisen en uit een oogpunt van beheer ging de voorkeur van de werkgroep 'Landschappelijke afwerking duinverzwaring Goeree' uit naar een starre zeewering, dus een asfaltdijk. Argumenten die voor deze oplossing pleitten, waren onder 97

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1985 | | pagina 51