1.
steeds met golfparameters gewerkt, en zijn
vrijwel alle golfmodellen parametrisch.
Voorspelsystemen
In het begin van de activiteiten van het Hydro-
Meteo-Centrum was het golfvoorspelsysteem
vooral gericht op het toeleveren van karakteris
tieke golfparameters voor enkele locaties aan
de rand van het tracé. Eind 1982, toen de
'Cardium' matten begon te leggen, werd het
voorspelsysteem uitgebreid tot locaties in het
tracé. De golfparameters waarvoor verwachtin
gen werden opgesteld, waren de significante
golfhoogte, een maatgevende golfperiode, een
deiningsgolfhoogte en de periode van de
deining. Op verzoek van de uitvoerders kon
ook een golfspectrum geleverd worden. Met
name deining is voor de uitvoering van belang,
omdat de grote werkschepen zeer gevoelig zijn
voor deze lange golven. Met het vorderen van
het werk werd het belang van de bewegingen
van het materieel of onderdelen daarvan hoe
langer hoe duidelijker. Kort na het begin van de
werkzaamheden van de 'Cardium' begon het
Hydro-Meteo-Centrum daarom ook bewegings
verwachtingen op te stellen. In de huidige
vorm ziet het golfvoorspelsysteem er schema
tisch uit als voorgesteld in figuur 1.
Het voorspelsysteem is opgebouwd als een
keten van modellen: de uitkomst van het
voorgaande model vormt telkens de invoer
voor het volgende. Deze opbouw is deels
gekozen omdat het K.N.M.I. al enkele modellen
hanteerde voor de voorspelling van golven en
deining langs de Nederlandse kust, en deels
doordat het hierdoor mogelijk werd nieuwe
modellen toe te voegen, bijvoorbeeld voor de
130
vertaalslagen naar de werklocaties. Door deze
aanpak wordt het gehele gebied in feite
gesplitst in een aantal specifieke deelgebieden
(figuur 2).
De verwachtingen worden opgesteld voor de
locaties op de grenzen van de verschillende
gebieden. Voor de rand van de Oosterschelde
is dit de locatie BG2 en voor de rand van het
tracé zijn het de referentielocaties WR4, WR5
en WR6. Op de werklocaties kan in principe
voor elk punt in en om de kering een verwachtin
worden opgemaakt.
Zowel voor de Noordzee als voor de Ooster
schelde zijn verscheidene golfmodellen
beschikbaar. Er zijn zowel fysisch-mathemati-
sche modellen als correlatiemodellen in
gebruik.
Elk van deze modellen heeft zijn sterke en
minder sterke kanten. Bij het opstellen van de
verwachtingen wordt daarom gebruik gemaak:
van de ervaring van de meteoroloog zowel als
de hydraulicus. De meteoroloog stelt uit de
uitkomsten van de Noordzeemodellen op
subjectieve wijze een verwachting samen van
de golfcondities aan de rand van de Oostersche
de. Die verwachting wordt dan gebruikt als
invoervoorde golfmodellen van de Oosterschel-
demond. De hydraulicus doet hetzelfde met d(
uitkomsten voor de rand van het tracé. Deze
subjectieve beoordeling door de meteoroloog
en de hydraulicus wordt ondersteund door
actuele metingen van wind, getij en golf, die
beschikbaar komen via de geautomatiseerde
meetnetten - het meetnet Noordzee en het
meetnet Oosterschelde - en via het uitwisse
lingssysteem voor meteorologische data. Ook
wordt sterk gelet op de overeenkomst tussen
model, afgegeven verwachting en meting in
het verleden.