zijn voor het beoogde doel. Een voorwaarde is
dat ze machinaal gezet kunnen worden, omdat
de kosten anders veel hoger oplopen dan bij
een traditionele glooiing. Behalve de bekende
doorgroeistenen zijn wellicht ook stenen met
afgeronde zijden geschikt, zoals er in de haven
van Yerseke zijn gebruikt. In Yerseke zijn de
openingen echter opgevuld met asfalt, zodat
de plantengroei zeer beperkt wordt. Daarnaast
kan overwogen worden om een speciaal voor
dit doel ontworpen blok toe te passen, bijvoor
beeld een blok met afgeschuinde hoeken.
Ook van belang is het materiaal waar de gaten
mee opgevuld worden. Om begroeiing mogelijk
te maken dienen de openingen opgevuld te
worden met materiaal waarin de planten
kunnen wortelen. Het mag niet te snel uit de
gaten spoelen; geschikt zijn klei, klei gemengd
met steenslag of steenslag met brekerzand.
Wellicht dat ook bepaalde typen zandasfalt met
lage bitumengehalten geschikt kunnen zijn; die
zijn vaak ook redelijk goed doorwortelbaar.
Ook biedt zand met een tijdelijk werkend
cellulose- of kalkbindmiddel wellicht mogelijk
heden.
Hoe verkrijgt men nu een begroeiing?
De periode tussen het inbrengen van het
materiaal in de openingen en het tijdstip dat er
een begroeiing is, is het meest kritische omdat
dan de kans bestaat dat het materiaal bij
ongunstige weersomstandigheden tussen de
stenen wordt weggespoeld. Wanneer de
begroeiing eenmaal goed is aangeslagen, is dit
gevaar vrijwel geweken.
Er is dan ook haast bij de begroeiing. In
principe zou je de natuurlijke vestiging van
planten af kunnen wachten. Dit zal naar
verwachting echter te lang duren; inzaaien is
een betere oplossing. Het zaadmengsel zou
kunnen worden gemengd door het in de gaten
te brengen materiaal, dan wel later, vermengd
met een of ander kittend bindmiddel, over de
glooiing kunnen worden gespoten. De eerste
methode zal waarschijnlijk meer zaad kosten
dan de tweede.
Een probleem is wel dat zaad van zoutplanten
hoogstwaarschijnlijk niet in de handel is. In de
zone boven gemiddeld hoogwater bij springtij
kan gebruik worden gemaakt van soorten
waarvan het zaad wel in de handel is, en die
bovendien enigszins zoutresistent zijn zoals
Engels raaigras en Rood zwenkgras. Beneden
dit niveau zal van zoutplantenzaad gebruik
moeten worden gemaakt. Dit zaad kan vermoe
delijk, als het niet om zeer grote hoeveelheden
gaat, verkregen worden uit inlagen of andere
gebieden waar deze vegetaties soms in redelijk
grote oppervlakten voorkomen.
154
Behalve blokkenglooiingen bieden ook glooiin
gen van open steenasfalt in principe goede
mogelijkheden voor begroeiing met planten.
Dit materiaal is de laatste jaren op verscheidens
plaatsen op Zuid-Beveland, Tholen en St.-
Philipsland onder zoute getijde-omstandighe
den toegepast.
De vestiging van planten tussen het steenasfalt
is tot nu toe echter zeer beperkt gebleven. Het
lukte het best op plaatsen waar schor voor de
glooiing ligt, zoals voor de Stroodorpepolder
op Zuid-Beveland. Het betreft hier echter allee 1
zoutmijdende planten op de hogere niveaus
van de glooiing. Op de nog regelmatig over
spoelde delen van de glooiing zijn vrijwel geen
planten aangetroffen. Het is goed mogelijk dat
de oorzaak hiervan ligt in het feit dat de
glooiingen nog te jong zijn. Het is echter ook
mogelijk dat er in de overspoelde zone geen
slib tussen de stenen blijft zitten.
Bij dijkglooiingen langs de Noordzeekust spee t
nog iets anders mee. Vóór de glooiing ligt hier
in vele gevallen nog een strand, en er stuift dan
ookzand over de glooiing. Op oudereglooiingen
van natuursteen en beton, zoals bij Westkapelle
en Vlissingen, blijft veel van dit zand liggen in
spleten en tegen richels. Daarop heeft zich eer
bijzonder interessante vegetatie ontwikkeld,
met tal van zeldzame zeeduinplanten. Bij
dijkversterkingen worden deze glooiingen
meestal vervangen door vlakke asfaltglooiingen,
waarop planten zich vrijwel onmogelijk kunne 1
vestigen, tenzij zich echte duinen tegen de
glooiingen vormen, zoals bij de Brouwersdam
en de Veersedam. Ontwikkeling van vegetatie
op de glooiing zelf zou in deze gevallen
bevorderd kunnen worden door oneffenheden
aan te brengen, bijvoorbeeld in de vorm van
banden of richels op of in het asfalt. Zulke
richels kunnen dan tevens een golfremmende
functie vervullen.