van parameters als significante golfhoogte en kenmerkende periode, en daarnaast van de laagfrequente energie ten gevolge van deining. Als gevolg van intensieve evaluatie van het voorspelsysteem in al zijn onderdelen is het mogelijk gebleken de zwakste schakels op te sporen, zodat gericht naar verbetering kan worden gestreefd. Voor operationele doel einden zijn de voorspellingen die thans worden geleverd, in elk geval betrouwbaar genoeg. De Bergse-Diepsluis Aanvankelijk bestond het plan in de Oesterdam vóór Bergen op Zoom een zogenaamde 'liftsluis' te bouwen, met een kolk van 90 x 10 m. Na een heroverweging werd echter besloten een sluis te maken van 34 x 6,5 m, zonder maatregelen ter bestrijding van het zout/zoet- bezwaar. De drempel zal liggen op N.A.P. -2,50 m aan de Zoommeerzijde, en op N.A.P. -4 m aan de Oosterscheldekant. Een aantal vaak heen en weer varende sport- en beroepsvisser schepen krijgt een ligplaats aan de Oosterschel- dezijde van de sluis, zodat ze niet dagelijks hoeven te worden geschut. Over de sluis wordt een basculebrug gebouwd. De bediening van de sluis geschiedt vanuit een bedieningsgebouw aan de zuidzijde, en mogelijk komt er ook een systeem voor automatische (zelf)bediening. De schutcyclus zal ongeveer 35 minuten bedragen. De sluis moet eind 1986 gereed zijn: dan vangen de werkzaamheden aan voor de sluiting van het Tholense Gat. De toekomstige inrichting van het gebied Schelphoek Aan de zuidkust van Schouwen-Duiveland ligt een inlaag, gevormd bij de overstroming van 1953. Dit gebied, Schelphoek, heeft tijdens de uitvoering van de Deltawerken gediend als werkhaven en haven- en werkterrein. Nu die bestemming afloopt, is er een rapport opgesteld over het mogelijke toekomstige gebruik. De functies die worden overwogen, liggen op het gebied van natuurbeheer, visserij en recreatie. Er zijn vijf duidelijk verschillende alternatieven opgesteld, die alle getoetst zijn aan het Beleids plan Oosterschelde waarbinnen zij moeten functioneren. De alternatieven waarin een sterke uitbreiding van de recreatieve voorzienin gen wordt voorgesteld, voldoen daaraan niet. 162 Natuurbouwmogelijkheden op zeedijken Op de lagere gedeelten van het buitentalud vai zeedijken is een zoutminnende vegetatie mogelijk; maar aangezien de buitentaluds in toenemende mate met betonblokken worden bekleed, neemt het oppervlak van deze vegeta ties snel af. Bij een in 1982 gehouden inventarisatie langs de Oosterschelde werden 100 plantensoorten geteld, waarvan 23 zoutminnende. Hun levenskansen in regelmatig overspoelde steenglooiingen worden voornamelijk bepaalc door de ruimte tussen de stenen en de vulling daarvan met aarde. Om deze kansen te verbe teren zou men de vorm van het talud kunnen aanpassen, maar ook de steenglooiing eerder beëindigen, of nieuwe doorgroeistenen toepassen. Het artikel doet een aantal suggesties, die door nader onderzoek op hun waarde moeten worden beproefd. De Wieringer zeedijken Zestig jaar geleden werden de Wieringer zeedijken aangepast aan het nieuwe getijdere gime dat optrad als gevolg van de Zuiderzee werken. Na de stormvloed van 1953 werden ook voor deze dijken opnieuw hogere ontweq - peilen vastgesteld, behorend bij een overschrij dingskans van 1:4000/jaar: omstreeks N.A.P. 8,50 m. Met toeslagen voor klink en zetting mee kwam de aanleghoogte op N.A.P. 9 a 9,5 m. Sinds 1978 wordt er jaarlijks aan de uitvoerinc gewerkt, alleen in de periode april-oktober. Doorgaans wordt de nieuwe zeedijk aan de zeezijde van de oude opgespoten met zand ui de Waddenzee. Het allerlaatste gedeelte van deze dijkverzwaring staat in de planning voor 1989.

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1985 | | pagina 56