ee aanpak te komen die deze onzekerheden zo kle mogelijk hield. Men zoekt het in lan durige meetcampagnes en een gefaseerde aar >ak, waarbij de resultaten van iedere fase bet 'end zÜn voor de inrichting van de vol rnde. De eerste fase behelst een onderzoek naa de aard en snelheid van de huidige mo ologische processen op een beperkte loet ie, en naar de factoren die deze processen bep len. Hiermee beoogt men verdieping van het ïzicht in het sedimenttransport in de gro :ste geulen van de Oosterschelde, als fun ie van de getijstroom. Voorts zullen rele ante literatuurgegevens worden geii entariseerd over morfologische processen in a dere estuaria. In fase 2 komt het tot toe ng van de gevonden bepalende factoren in o overige delen van de Oosterschelde. Op bas van deze kennis zal dan een langere- terr nvoorspelling worden opgesteld van de verr deringen in de morfologie na het gert dkomen van de stormvloedkering. Fase 3 is ee evaluerende studie, aansluitend op het gere dkomen van de stormvloedkering. De r retcampagnes van fase 1 en fase 2 zijn than achter de rug; het onderzoek verkeert in het s adium van de voorspellingen en de verw rking van de meetgegevens van fase 2. In dit artikel zal de aandacht worden gericht op de vc rrnaamste uitkomsten van de tot nog toe uitge .erkte veldgegevens. Bericht 116, dat in zijn c heel wordt gewijd aan de morfologische ontw kelingen in de zeegaten van Zuidwest- Nede and en hun buitendelta's, gaat nader in op d ontwikkelingen van het voorspelmodel, en d koppeling van het model aan de metir jen. Fig. 3. Situering van het studiegebied Galg olaat Als s idiegebied voor de eerste fase van het onde oek werd een locatie gekozen in het noor A/estelijk deel van de Galgeplaat, voori imelijk op grond van zijn nadrukkelijke expo tie aan de sterke golfwerking aldaar bij west ijke en noordelijke winden. Bij deze richti gen legt de wind een lange weg af over watei zodat er relatief hoge golven kunnen ontst an. Bovendien komen stormen uit deze richti gen het meeste voor. Een studiegebied met r an sterke en frequente potentiële golfw arking was gewenst om de kans op waar eembare effecten van golven op de morfnlogie zo groot mogelijk te maken. Een twee Ie overweging was het feit dat de Galguplaat in het afgelopen decennium een betrekkelijk stabiele ligging heeft vertoond. Er was dus sprake van een dynamisch evenwicht, waaiin de opbouwende en eroderende krachten gemiddeld met elkaar in evenwicht waren. Voor de toelevering van sediment is de vloedstroom in dit gebied van grote betekenis. Tijdens het maximum van de vloed trekt de stroom in hoofdzaak vanuit het noorden de plaat op. Na de stroomkentering laat de eb het water voornamelijk naar het noordwesten afstromen. In het meetgebied werd nabij de laagwaterlijn een meetponton verankerd, en op 40 cm boven N.A.P. op de plaat een meetsteiger geïnstalleerd. Op beide plaatsen werd tevens een golfmeetpaal neergezet. Gedurende de periode maart-mei 1983 werden hier continue meetreeksen van de waterstand, de golven, de stroomsnelheid en -richting en de zandconcentratie ingewonnen in een geautomatiseerd bedrijf. De laatstgenoemde drie grootheden werden geregistreerd met 183

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1985 | | pagina 17