waterstand óp de plaat is bij stijgend water dan Geul in een hoger gelegen deel ook lager dan in de geul, en bij vallend water van de Roggenplaat hoger. De verschillen in de waterstanden tussen zandgeul en middenplaat liggen meestal in de orde van grootte van 10 cm. Als het water moeilijk weg kan, kan het verschil echter sterk oplopen. Uit de metingen blijkt verder dat de stroming langs de rand van de plaat weinig invloed ondergaat van het vullen en ledigen van de plaat. In de metingen langs de plaatrand uitgevoerd is nauwelijks invloed van het leeg- en volstromen van de plaat te zien. Ook beweegt er weinig zand met het water mee. Vermoedelijk vinden de voornaamste zandbewegingen plaats gedurende stormen. Modellering Om de toekomstige veranderingen in de bodem te kunnen begrijpen en eventueel te kunnen voorspellen, is het model DOOS I opgezet. Het model vult de metingen aan; dat is in de eerste plaats nodig omdat er in een complex gebied maar een beperkt aantal metingen uitgevoerd kon worden, waardoor het verband tussen de meetpunten moeilijk te leggen is. Verder is de meting maar een waarneming bij één getij op één bepaalde dag en bij één bepaalde weersomstandïgheid. Het model brengt samenhang aan tussen de metingen en rekent bovendien uit hoe stromingen en getij over de Roggenplaat verlopen bij andere getijomstandigheden en in andere bouwfasen van de Oosterscheldewerken. Het gebruikte model is één van de vier zeer gedetailleerde modellen waarmee in de toekomst het gebied van de Oosterschelde overdekt zal worden. Deze vier computermodellen rekenen om de 100 m en cm de 30 seconden in het gehele modelgebïed de stromingen en de waterstanden uit. Ze maker daarbij gebruik van het operationele programmapakket Waqua, dat ontwikkeld is it samenwerking tussen de Dienst Informatie Verwerking, de Rand Corporation, de United States Geological Survey en de Deltadienst. Het model is momenteel grofweg afgeregeld, en het ligt in de bedoeling het, nu de meting s uitgewerkt, te toetsen aan de reproductie var de meting. Tijdens deze toetsing zal vastgestr ld worden of de schattingen van de bodemweerstand van platen die we vroeger gemaakt hebben, juist zijn. Als ze juist zijn, moet het model zowel de gemeten waterstandsverschillen als de snelheden goed weergeven. Hierop zullen we in een later Bericht terugkomen. 192

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1985 | | pagina 26