Fig.
Spe.
Indeling van het damvak
nansplaten
Fig. Verband tussen belasting
en s rkte
5% 5%
de dergrond, de geometrie van het
voo elastings- en het eindprofiel en het
rekt model gebaseerd op cirkelvormige
glijv kberekeningen volgens de methode-
Bis! p; tenslotte ook tot de economische en
poli ke gevolgschade. Al deze partiële
veili teidsfactoren zijn voor de drie
bes. ouwde fasen afgeschat.
Voc de belasting in de spuitfase wordt
uitg ,aan van een volledig verzadigd stort. Dit
is d. ongunstigste belastingssituatie die kan
opt- den. Voor de voorbelastings- en
einc ofielen moet bij een langdurige storm en
gro daalsnelheid van de buitenwaterstand na
de orm rekening worden gehouden met de
ong ïstigste situatie ten aanzien van de macro-
sta teit bij het eerste laagwater na de storm.
Me ehulp van elektrische analogiemodellen is
eer chatting gemaakt van de waterstand in het
voorbelastings- en eindprofiel als gevolg van
deze situatie, die een frequentie heeft van
ongeveer 10~2 jaar. Omdat de onzekerheid in de
belasting voor de verschillende fasen gering is,
wordt ervan uitgegaan dat deze factor gelijk is
aan één.
Er is voorts van uitgegaan dat het uitgevoerde
spuitprofiel niet af zal wijken van het
theoretische spuitprofiel. Ook hier kan men de
veiligheidsfactor dus gelijkstellen aan één.
Op basis van een gevoeligheidsonderzoek,
uitgevoerd ter evaluatie van de instabiliteiten
die optraden tijdens de aanleg van de
Westelijke Markiezaatskade, en van
berekeningen voor vak C2 van het damvak
Speelmansplaten I, wordt de factor voor de
veiligheid ten aanzien van de grondparameters
gesteld op 1,06 voor die damvakken die worden
aangelegd op de bestaande ondergrond, en op
1,03 voor het damgedeelte op het cunet.
Voor de onzekerheid in de laagopbouw van de
ondergrond is op basis van de berekeningen
voor damvak C2 een veiligheidsfactor van 1,05
a 1,1 geschat. De uitgevoerde voorbelastings-
en eindprofielen en het cunet zullen niet
afwijken van de theoretische profielen:
veiligheidsfactor 1. De afmetingen van het
cunet worden gecontroleerd door peilingen.
Vanwege de te verwachten afwijkingen is het
cunet iets breder ontworpen.
Op basis van ervaring opgedaan bij de eerder
genoemde evaluatie, is bij de
glijvlakberekeningen een veiligheidsfactor van
1,05 gekozen.
In de spuitfase zijn eventuele instabiliteiten
minder ernstig dan in de definitieve fase. Bij
herstel zijn de kosten beperkt, omdat het
materieel nog aanwezig is. Daarom is hier een
factor gelijk aan één gekozen.
195