De bronnering rondom com
partiment IV, waar dorpelb il-
ken werden gemaakt
Compartiment I onder wati r;
de bemaling wordt opgeru md
de twee andere onderverdeelkasten, in bedrijf.
De pompen worden om en om uit verschillende
hoofdverdeelkasten en daardoor uit verschillen
de transformatoren gevoed; wanneer een
grote container of een transformator uitvalt zal
daarom nooit één aaneengesloten gedeelte
van de bemaling wegvallen.
De hoogspanningsleiding is uitgevoerd als
ringleiding, zodat bij storing altijd nog van de
andere kant stroom toegevoerd kan worden.
Op de elektriciteitscentrale zelf is, los van de
rest van de werkstroomvoorziening, een
gedeelte gereserveerd voor de bronnering, met
een ruim ingebouwde reserve. In verband met
de mogelijkheid van netstoring waren er
tijdelijk rondom de bouwput vijf noodstroom-
aggregaten opgesteld, die in geval van nood
automatisch zouden aanslaan. Deze aggregaten
beschikken over voldoende vermogen om 50%
van de bronbemalingsinstallatie van energie te
voorzien.
Bij stopproeven met de bemaling is gebleken,
dat de bemaling zonder risico zo'n zes uur niet
kan werken. Zolang het werkeiland nog niet
met de vaste wal was verbonden, was dat te
kort om eventuele storingen op te lossen. Na
het gereedkomen van de hulpbrug was er nog
slechts één mobiel noodstroomaggregaat
nodig.
Voor het bedienen van de installatie wonen er
drie onderhoudsmonteurs op het werkeiland.
Het optreden van een stroomstoring wordt op
drie manieren gesignaleerd. Eerst door een
signaal in de woonhuizen van de storingsmon
teurs, waarna op een centraal storingspaneel
direct kan worden vastgesteld in welke container
en bij welke onderverdeelkast de storing is
opgetreden; voorts door een optisch en
akoestisch signaal op de containers en tenslotte
238
met nadere aanwijzingen in de containers,
waar te zien is bij welke pomp of pompen d
storing is opgetreden. De gehele signalerinc
was aangesloten op een van het net onafha -
kelijke voeding.
Droogmalen
Voor het droogmalen van de gehele bouwp t
zijn twee HECO-pompen gebruikt met een
capaciteit van 2360 m3/uurbij een opvoerhoc gte
van 17,5 m. In verband met de stabiliteit var de
dijken is ervoor gezorgd de putwaterstand
hoger te houden dan de grondwaterstijghor gte
in de taluds. Op 3 juli 1978 werd de ondiepe
bemaling aangezet, op 7 juli de eerste HECC -
pomp en op 10 juli de tweede. De diepe
bemaling werd gestart op 3 augustus.
Om de grondwaterstanden goed te kunnen
volgen waren op strategische plaatsen peilfil ers
geplaatst. De bouwput was op 4 september
leeggemalen. Per dag was de waterstand
gemiddeld 19 cm gedaald.
Van juli 1978 tot eind augustus 1981 werder
alle vier de bouwcompartimenten droog
gehouden. Daarna werd compartiment I
geïnundeerd terwijl de andere droog blever Er
moesten nu bronputten bijgeplaatst worder op
de delingsdijken tussen de compartimenter I
en II en I en IV. Deze periode liep van eind
augustus 1981 tot eind mei 1983. Van eind r ïei
1983 tot eind mei 1985 stonden de compart
menten I, II en III onder water en was alleen
compartiment IV nog droog. Deze gang var
zaken werd vereist door de voortgang van c e
bouw van de pijlers en de dorpelbalken en
door de planning voor de plaatsingen.
Al vrij snel bleek dat niet alle geïnstalleerde
pompen noodzakelijk waren (tabel 1). In her