optre nde verhangen niet stabiel is. Ook in dit geva ordt het filter verstoord, met als mogt ke consequentie dat de constructie bezw t. Zandlaagjes tussen de boven- en ondei at en tussen de bovenmat en de pijler kunn na hun uitspoelen een soortgelijk bezw mechanisme in gang zetten. Er zij: atuurlijk ontwerpeisen gesteld die deze bezw mechanismen onmogelijk moesten make die ontwerpeisen zijn vervolgens verta. in uitvoeringseisen. In het pijlergebied kunne holle ruimten onder de ondermat en tusser ie onder- en bovenmat niet worden toege aan. Uit verdichtingsproeven in Schelp- hoek gebleken dat met verdichten een goede aansk ng kan worden verkregen. Daaro zijn beide matten verdicht. Waar de pijler z u komen te staan werden de matten verdic1 met de 4x16 m metende trilbalk van de 'Cardium'. Daarbuiten werd later verdicht, nadat de matten na het plaatsen van de pijlers afgestort waren met een 3 m dikke zogenaamde uitvullaag. Deze verdichting geschiedde met behulp van een trilplaat van 16 m2, die werd bediend vanaf de ponton 'Manus'. Tevens werd, met name in het belang van de vlakheid voor de pijler, de laatste opschoonslag in het pijlergebied gelijktijdig met het afrollen van de ondermat uitgevoerd; de vorming van zandrib- bels en erosiekuilen kon op die manier worden geminimaliseerd. De toelaatbare zandlaagdikte tussen onder- en bovenmat en tussen bovenmat en pijler samen is beperkt tot 2 cm. Aan het opschoonsysteem van de 'Cardium' en de 'Macoma' werden dus zeer hoge eisen gesteld. De 'Cardium' zoog de ondermat schoon, terwijl tegelijkertijd de bovenmat werd afgezonken. Ook werd gelijktij- 251

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1986 | | pagina 27