Dare eschadiging van een roldeur, of bij een grote onderhoudsbeurt. In alle andere gevallen (unn n reparaties aan een deur worden jitge oerd in de deurkas. 3eha e voor onderhoud in de deurkas is ook /oor ervanging van de onderrails in de sluis ;en e ntal schotbalken en een drooglegkuip aesc1 <baar. Deze onderdelen liggen, indien ze lietv Drden gebruikt, opgeslagen op de deure bergplaats. lemr ngwerken, voorhavens en bedieningsge bouw De re mingwerken bestaan uit geleidewerken :er be -herming van de sluisconstructie, jpste en wachtplaatsen voor de werkvaart en /oorv ssersschepen, en opstel- en wachtplaat sen vc )r de pleziervaart. De geleidewerken «orde gevormd door twee maal twee dukdal- /en a; weerszijden van de toegangen naar de iluish ofden. De dukdalven worden zo geplaatst jat tij' ns de maximale uitbuiging, dus bij riaxir :al schutpeil, een belijning ontstaat die /anuit te dag van de sluis verloopt onder 1:6. n onb aste toestand moet de dagwijdte nrichtii 3 van het Dedieni gsgebouw, met jitzicht p de schutkolk :ig.5. jompotsiuis met Dinnen n buitenhaven tussen de dukdalven minimaal 16 m bedragen. De opstel- en wachtplaatsen voor de beroeps vaart worden gevormd door vier dukdalven op onderlinge afstand van 20 m, geplaatst onder 1:6 ten opzichte van de sluisas, in het verlengde van de dukdalven van het geleidewerk. De randvoorwaarden voor de dukdalven werden afgestemd op de eisen van de werkvaart, en rekening houdend met de wisselende waterstanden en golven in de voorhaven. Voor de pleziervaart worden achter de opstel en wachtplaatsen twee drijvende 40 m lange steigers aangelegd onder een helling van 1:3 ten opzichte van de sluisas. Wordt het na 1985 noodzakelijk geacht uitgebreidere voorzienin gen voor de pleziervaart te maken, dan kan dat worden gerealiseerd. Uitgangspunt bij het ontwerp van de voorhavens was dat de havendammen de schepen rustig vaarwater moeten bieden. Door lange havendammen komen de schepen pas ver van de kering in open vaarwater. De stroomsnelheid daar bedraagt maximaal 1 m/s. De schepen moeten in de voorhavens beschut liggen. Golfindringing in de havens moet worden tegengegaan. In de buitenhaven moet manoeuvreerruimte zijn voorde pontons die steen uit Finland aanvoeren. Dit vereist een ruimte van 130 x 130 m. Het ontwerp van de havendammen is verder getoetst aan eisen van bereikbaarheid, overzich telijkheid en onderhoud. Ook is nagegaan of de afstand tot de kering goed was, en of voldaan werd aan de eis dat bij de wachtplaatsen gemiddeld maar één keer per jaar een golf van 30 cm of hoger mag voorkomen. Op grond van al deze eisen zijn de havendammen in het noordwesten aangelegd op N.A.P. 5,00 m, die in het zuidwesten op N.A.P. 6,00 m en die aan de zuidoostelijke zijde op N.A.P. 4,00 m. De belasting waarop de havendammen zijn gemaakt heeft een kans van voorkomen van 1/100 per jaar. Het bedieningsgebouw is vanwege de stand van de zon gesitueerd aan de zuidzijde van de sluis; de inrichting is zo dat één sluiswachter het scheepvaartverkeer kan regelen. Voor de regeling van het scheepvaartverkeer zijn onder meer een televisiecircuit aanwezig en een marifoon; de beroepsschepen melden zich per marifoon. Voor de jachten zijn praatpalen op de drijvende steigers aanwezig. In de sluiskolk zit achter iedere ladder een installatie waarmee met de sluiswachter kan worden gesproken. De resterende beschikbare ruimten in het bedieningsgebouwzijn inmiddels in gebruik genomen door de douane en de Koninklijke Marechaussee; wie de sluis passeert, passeert namelijk ook de Nederlandse grens. 259

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1986 | | pagina 35