o 6 8 10 12 14 16 18 CHLORIDE IN g/l VOLKERAK MONDING verh ging van de concentratie van alle voe ding stoffen. Een ander feit dat van invloed is gew st op de belasting, is het verhogen van hetuidebiet via de Volkeraksluizen, van gerr, deld 24 m3/s in 1976 naar gemiddeld 42 m3/s a 1976. Sinds september 1975 is daar als extr; telastingsbron nog het Kreekraksluizen- com ax bij gekomen. Bezi we nu de concentraties aan voedings- stoff in de Oosterschelde (figuur 4), dan blijkt dat concentraties in het Volkerak gemiddeld veel oger zijn dan in de kom, en in de kom wee oger dan in de monding. Deze verschillen zijnor een belangrijk deel te verklaren uit de relat f grote lozingen op het Volkerak. Uit figui 4 blijkt ook een seizoenspatroon, sam hangend met opname door algen van de opge ste nutriënten ammonium, silicium, nitra en fosfaat in het voorjaar; deze nutriënten kom door mineralisatieprocessen later weer vrij. aanwezigheid van algen is te volgen aan hand van het chlorofylgehalte in figuur 4. Dit a emene beeld kan voor de verschillende nutr ten nader gepreciseerd worden. Het silici ngehalte daalt in het voorjaar zeer snel en b t gedurende een vrij lange periode nage :>eg nihil, hetgeen er op kan duiden dat er te einig silicium is voor continue groei van silici vbehoevende algen, de zogenaamde diato eeën. Nitraat daalt in vergelijking met silici! n langzaam, maar bereikt vervolgens toch ok minimale waarden in de zomer. Een bepe ing van de algengroei door de beperkte besc (baarheid van nitraat is dan ook niet uit te sli en, mede omdat de concentraties van de ande stikstofbron, ammonium, eveneens laag jn. De d ng van het ortho-fosfaat in het voorjaar verloopt parallel aan de daling van het silicium- en nitraatgehalte, maar in tegenstelling tot wat het geval is bij nitraat treedt er in de zomer geen verdere daling op. Eerder is er sprake van een lichte stijging. Het verschijnsel van toene mende fosfaatconcentratie in de zomer is, in veel sterkere mate, ook in het Grevelingenmeer waargenomen; het is een gevolg van nalevering vanuit het bodemsediment (Bericht 102, november 1982). Het precieze mechanisme van die nalevering is echter nog niet duidelijk. Wel staat vast dat het fosfaat nimmer zulke lage concentraties bereikt dat het beperkend zou kunnen zijn voor de omvangvan de hoeveelheid algen. Uit onderzoek naar de nutriëntenbalansen van de Oosterschelde is gebleken dat veel van het geloosde ammonium wordt omgezet in nitraat. Dit is een normaal verschijnsel, dat nitrificatie wordt genoemd. Figuur 5 illustreert dat de ammoniumconcentratie in de Oosterschelde lager is dan verwacht zou worden op basis van verdunning van het zoete ammoniumrijke water met zout ammoniumarm water. Als in 1987 de compartimenteringsdammen gereed zijn, zullen de zoetwaterbelasting en de nutriëntenbelasting afnemen (tabel 5). Dit wordt in de eerste plaats veroorzaakt doordat de hoeveelheid water van 50 m3/s die nu op het Volkerak geloosd wordt, beperkt wordt tot een afvoer via de Krammersluizen van 25 m3/s. De waterbelasting neemt dan voor de totale Oosterschelde met 30% af. In de tweede plaats wordt verwacht dat ook de nutriëntengehalten van het inlaatwater lager zullen zijn dan de gehalten van het Hollands Diep en de Brabantse riviertjes. Dit leidt tot halvering van de nutriën tenbelasting. Wat zijn nu de effecten van zo'n gehalveerde nutriëntenbelasting? In principe kan ze leiden tot een verminderde produktie van algen en Tabel 5. Water- en nutriëntenbelastingen op de Oosterschelde voor en na sluiting van de comparti menteringsdammen. voor na sluiting sluiting water m3/m2/jr 5,3 3,8 zoetwater m3/m2/jr 4,7 3,3 nitraat g /m2/jr 16,2 8,3 ammonium g /m2/jr 5,7 2,7 totaal stikstof g /m2/jr 28,2 12,8 ortho-fosfaat g /m2/jr 1,6 0,7 totaal fosfaat g /m2/jr 2,4 1,3 opgelost silicium g /m2/jr 15,6 7,9 269

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1986 | | pagina 45