hex chloorbenzeen, gehalten gemeten die bov n de detectiegrens liggen. Org nische microverontreinigingen in het bod msediment van de Oosterschelde zijn voo over gemeten laag of niet detecteerbaar. Geh Iten aan organische microverontreinigin gen n organismen zijn niet gemeten, met uitzi ndering van PCB's in mosselen. De geh ten aan deze laatste stoffen in mosselen in d monding van de Oosterschelde blijken lage te zijn dan de gehalten in mosselen uit de Wes srschelde en voor de Zuidhollandse kust. Ze I gen in dezelfde orde van grootte als in de Wes alijke Waddenzee. Dat 3 gehalten van zware metalen en PCB's in deC sterschelde-mosselen nauwelijks afwijken van e van de Westelijke Waddenzee is well ht niet zo verbazingwekkend, daar zowel in d Dosterschelde als in de Westelijke Wad enzee 10% rivierwater voorkomt. Uiteen verg ijking van de kwik- en cadmiumgehalten in df monding van de Oosterschelde en bij Den Held blijkt dan ook dat zowel de opgeloste als d totale concentraties in het water vrijwel op h zelfde niveau liggen (tabel 9). Een verg jking van de bodemkwaliteit laat echter wel n verschil zien ten gunste van de Oost schelde. De v klaring hiervoor ligt waarschijnlijk in het feit c er in de Oosterschelde weinig of geen vero reinigd slib wordt afgezet. Voor de Tabe Gemiddelde kwik- en cadmiumgehalten in moss en (1978 t/m 1983) uitgedrukt in mg per kg nat gewk Kwik Cadmium Mond Josterschelde 0,055 0,27 Mond Vesterschelde 0,057 0,69 Kustordwijk 0,058 0,82 Weste ke Waddenzee 0,057 0,21 gehalten aan kwik, cadmium en PCB's in mosselen blijkt dit echter niet veel uit te maken. Blijkbaar is het gehalte in het water in hoofdzaak bepalend voor het gehalte in de mosselen. In hoeverre deze lage concentraties van verontreinigingen ook van enige invloed zijn op bijvoorbeeld groei, voortplanting en gezondheid van mosselen en andere organis men, is niet precies bekend. Een feit is wel dat mosselen in de monding uitstekend groeien. De toekomstige verontreinigingssituatie in de Oosterschelde wordt vooral bepaald door de ontwikkeling van de water- en slibkwaliteit van de Rijn en de Maas, die zich nu positief laat aanzien, en de eventuele wijzigingen in het verspreidingspatroon van Rijn- en Maaswater en het daarin aanwezige slib door morfologische ontwikkelingen in de Voordelta. Samenvattend kan gesteld worden dat de waterkwaliteit in de Oosterschelde goed is, en tamelijk constant. Enige invloed van verontrei nigd Rijn- en Maaswater, via de Volkeraksluizen zowel als door het kustwater is wel merkbaar. De kwaliteit van de onderwaterbodem is ook goed. Na 1987 zijn voorzover nu te voorzien geen negatieve ontwikkelingen te verwachten. Wel treden er waarschijnlijk enkele veranderingen op, zoals grotere helderheid en zeker een geringere belasting met voedingsstoffen. De effecten hiervan op de primaire produktie zijn nog niet precies bekend. Wat betreft de verontreiniging van water en bodem met zware metalen en organische verontreinigingen is wellicht nog enige verbetering van de al goede kwaliteit te verwachten, mede afhankelijk van de ontwikkeling van de Rijn- en Maaswaterkwa liteit. Onduidelijk is nog of er in de toekomst morfologische ontwikkelingen in de Voordelta zullen optreden die de water- en bodemkwaliteit in de Oosterschelde kunnen beïnvloeden. Tabel Kwik en cadmium in water en bodem van de Oosterschelde en de Westelijke Waddenzee. De bodemge- haltei ijn gecorrigeerd voor het slibgehalte (50% 16 micron) Gehalte in water in g/l Gehalte in de bodem in mg/kg Monding Oosterschelde Den Helder Monding Oosterschelde Balgzand 1981-1983 1981-1983 1983 1981 Kwik totaal 0,02 opgelost 0,01 Cadm m totaal 0,14 opgelost 0,09 0,04 0,03 0,19 0,13 0,35 0,7 0,7 1,8 271

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1986 | | pagina 47