Fig. 4. De drie vrijheidsgraden x, y en az Fig. 5. De bereikte plaatsings nauwkeurigheid nisme bij het plaatsen van de pijlers. Uit de resultaten bleek dat de stroomsnelheden onder het hefschip toenamen, hetgeen op grond van de resultaten uit de voorstudieperiode niet verwacht werd. Door deze vergroting van de stroomsnelheden werd zand van onder het nog op enige afstand van het plaatsingspunt gelegen hefschip opgewerkt, en verplaatst in de richting van de bovenmat. Tijdens de pijlerplaatsing wordt immers alleen de bovenmat opgeschoond en niet de ernaast gelegen ondermat. Benedenstrooms van de combinatie 'Macoma'- 'Ostrea' namen de stroomsnelheden af; daar zou derhalve aanzanding kunnen optreden. De berekeningen toonden aan dat de aanzandings- snelheid ter plaatse van de oostelijke matrand 20 a 25% bedroeg van de erosiesnelheid onder het hefschip met pijler (figuur 3). 232

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1986 | | pagina 8