bekend, en van lichte en zware sorteringen de
massaverdeling.
Om de sorteringsgrenzen van vooral de zware
stortsteen te kunnen bepalen is het van
belang te weten welk deel van het materiaal
de sorteringsgrenzen onder- of overschrijdt
Een te grote onderschrijding door scherfvor-
ming zal de gemiddelde massa verlagen,
waardoor de stabiliteit van de steenmassa
afneemt. Een te grote overschrijding aan de
andere kant heeft vooral invloed op de manier
van verwerken van het materiaal. Wordt
bijvoorbeeld materiaal 300/1000 kg vanaf de
waterlijn gestort tegen de pijler, dan zullen
eventueel in de sortering opgenomen te zware
stenen betonschade veroorzaken. Dit geldt
ook voor de stenen van 1 tot 3 ton die met
behulp van de toplaagstorter tegen het beton
worden gestort. Stenen zwaarder dan 4,5 ton
die tegen de pijler kantelen veroorzaken
mogelijk schade. Het is dus noodzakelijk deze
onder- en overschrijding te kennen, om
zonodig maatregelen te kunnen treffen.
Vooral met betrekking tot de zware steensor
teringen was er - buiten de groeve en enkele
proeven op natuurlijke schaal om - weinig
ervaring opgedaan hoe de steen zich tijdens
de verschillende handelingen zou gedragen.
Alhoewel visuele controle zeer moeilijk is,
bleken bepaalde sorteringen al tijdens de
uitvoering vrij spoedig op het oog te fijn en
scherfrijk te zijn, zodat nader onderzoek
wenselijk was om een uitspraak te kunnen
doen over de werkelijke massaverdeling. In
principe was op grond van grootschalige
proeven rekening gehouden met een bepaalde
verfijningsgraad. De vraag was echter in
hoeverre die in de praktijk zou worden
overschreden. Derhalve is in samenwerking
met de Wegbouwkundige Dienst een onder
zoek gestart naar de massaverdeling van
zware stortsteen van de sorteringen 60/300
kg, 300/1000 kg, 1 tot 3 ton, 3 tot 6 ton en 6
tot 10 ton. Tevens werd op grond van de
visuele controle op de fijne steensorteringen
waarbij een verfijning werd verondersteld,
onderzoek verricht op voornamelijk de
sorteringen 40/1 60 mm en 40/250 mm
breuksteen en slakken.
Bij iedere sortering werd onderscheid gemaakt
tussen de verschillende herkomsten. Geen
onderzoek is verricht naar de sorteringen 5/40
kg en 10/60 kg, gezien de ruimte in het
ontwerp die voor deze materialen aanwezig
was. Met name de sortering 6 tot 10 ton werd
vanwege het geringe aantal stenen per
belading door het toezicht geteld, zodat ee i
redelijk inzicht werd verkregen in het gehal e
van deze sortering
Aan de hand van de resultaten van dit
onderzoek, dat plaatsvond tijdens de uitvoe ing
van de drempel, is een aantal maatregelen
getroffen; sommige sorteringen werden op
andere plaatsen gebruikt dan aanvankelijk n
de bedoeling lag, of er werd een extra
laagdikte in het ontwerp opgenomen.
De resultaten van het onderzoek van de fijr e
sorteringen tot en met 40/250 mm gaven an
dat geen van de onderzochte materialen
voldeed aan de vereiste gemiddelde diameter
Filtertechnisch gesproken gaf deze verlagi ig
geen problemen, maar volgens de theorie ou
de gevoeligheid voor erosie te hoog liggen In
de praktijk is hier echter weinig van geblekan.
Het onderzoek naar de zware steensorterir gen
bracht een grotere verfijning van het mate iaal
aan het licht dan werd aangenomen. Onde-
verfijning wordt verstaan de verkleining va de
gemiddelde massa tussen levering en verwer
king, als gevolg van herhaalde overslag op het
werkterrein. De mate van verfijning is mede
afhankelijk van het materiaal zelf. Gevoelic
voor verfijning zijn vooral de sorteringen
300/1000 kg en 1 tot 3 ton.
Ondanks de toegenomen verfijning is de
sterkte van de gerealiseerde drempelcons ruc-
tie dankzij de toleranties in het ontwerp to ;h
nog voldoende, met uitzondering van een
beperkt aantal plaatsen, waar herstelwerk
zaamheden zijn uitgevoerd in de vorm van
aanvullend stortwerk.
Uit de ervaringen bij de stormvloedkering art
tot slot een aantal aanbevelingen worden
gedaan: vroegtijdige afstemming tussen
ontwerp en uitvoering is zeer aan te bevel n,
vooral wat betreft de toe te passen sorteri gen
en de methode van uitvoeren. Voorts dien
men op het werk zelf onderzoek te verrich en
naar de kwaliteit van het toe te passen
materiaal, het liefst vlak voor de verwerkir g
ervan. In het ontwerp moet men bovendie
voldoende ruimte houden, zodat onvoldoe ide
ingeschatte verfijning opgevangen kan
worden. Aan de behandeling van de steen
dient tenslotte de nodige zorg gegeven te
worden.
298