Uitmi nding van de Steen berg;^ Vliet in het Volkerak gronc waterstandsverhogingen langs de Roos ndaalse en Steenbergse Vliet wijken niet v-ael af van die berekend in 1980. Om v nuit de grondwaterstandsveranderingen de in oed op de gewasopbrengst - en dus de schace - te kunnen bepalen, was een methode nodig die is gebaseerd op de relatie tussen I gronc A/aterstand en gewasopbrengst. Door de ge rchillencommissie is geadviseerd I hiervi or het computermodel LAMOS - Landin- richti gsdienst Model voor Onverzadigde Stror :ng - te gebruiken. Met dit model word n telkens tien dagen uit het aanbod van vocht aan de wortelzone en de vochtbehoefte van d plant het uiteindelijke vochttekort en de da ruit voortkomende procentuele daling van d gewasverdamping en gewasproduktie aan h t einde van het groeiseizoen berekend. Inde aerekeningen van 1980 werd de bests nde toestand bij gebrek aan gegevens optimal verondersteld. Berekeningen met de nieuw a gegevens en het model LAMOS toono in aan dat dat beslist niet juist was. Door ergelijking van de berekende opbreng sten de huidige en de toekomstige situatie kan worden bepaald waar de opbrengst verandert, en in welke mate. Bij grondwater standsveranderingen minder dan 5 cm bleek de gewasopbrengst zo weinig te verschillen, dat die voor de verdere schadeberekeningen buiten beschouwing kon worden gelaten. Waar in de huidige situatie geen opbrengstre ductie werd berekend, bleek dat in de nieuwe situatie meestal ook niet voor te zullen komen. Voor de gebieden waar nu al aanmerkelijke opbrengstreducties worden berekend waren de toekomstige opbrengstveranderingen relatief gering. Een en ander had tot gevolg dat de gebieden waar schade kan worden verwacht klein zijn. Voor die gebieden werd nu een totale jaarlijkse inkomensschade berekend die minder dan 10% bedraagt van die genoemd in het rapport uit 1980. Een van de conclusies is dan ook, dat de omvang van de te nemen maatregelen erg beperkt zal zijn, als wordt geëist dat de investeringen daarvoor in redelijke verhouding moeten staan met de te verwachten vermin dering van schade. Ook de rapportage van het Instituut voor Cultuurtechniek en Waterhuishouding uit 1 985 over de veranderingen in de grondwa terstanden is een voorspelling. Afwijkingen blijven mogelijk. Daarom zullen de metingen worden voortgezet tot de grondwaterstanden zich in de nieuwe situatie hebben gestabili seerd. Pas dan kunnen de werkelijk opgetreden veranderingen worden vastgesteld. Maar deze studie, zo kan worden gesteld, heeft de omvang van het probleem duidelijk geanalyseerd, en een bijdrage geleverd aan het inzicht in de omvang van de gevolgen, voor de hydrologie in de omgeving, van soortgelijke werken. 321

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1986 | | pagina 43