Schorren voor de Anna
Jaccbapolder op St.-Philips-
land
Fig. Verhouding tussen
wort 'dichtheid en bedek
king: ;raad
Bern ostering van het schor
in ve oand met treksterkte-
proe an
bod: nkundige processen.
Het deze samenhang tussen abiotische en
bioti che factoren die de waarde bepaalt van
de n tuur, de visserij en de recreatie. Handha-
iving n uitbreiding van de eerste twee
func es wordt als beleidsdoelstelling omschre
ven het Beleidsplan Oosterschelde (Bericht
95, f bruari 1981We kijken daarom nu eerst
naar Ie morfologische processen en de
mog iijke veranderingen die na de voltooiing
van c e Oosterscheldewerken zullen optreden
ten a inzien van de drie morfologische
eenh den: schorren, platen en slikken, en de
getiji egeulen in het intergetijdegebied.
Scht ren
Scho ren zijn hooggelegen, meestal enigszins
besc utte, begroeide buitendijkse randgebie
10
co
E
2
g
H 5
I
O
y»
CC
5
0
50 100
BEDEKKING IN
den in een getijdegebied. Zij worden ten
minste nog enige tientallen malen per jaar
overspoeld. Het zijn thans gebieden met een
rijke flora en fauna, maar na de voltooiing van
de Oosterscheldewerken raken ze onderhevig
aan gereduceerde overspoeling.
Na het gereedkomen van de compartimente-
ringsdammen blijft nog maar een derde deel
van deze vanuit natuuroogpunt hooggewaar
deerde gebieden over, niet meer dan 600 ha.
De rest wordt achtergedijkt en daardoor
onttrokken aan de getijde-invloed, die
essentieel is voor het voortbestaan. De
belangrijkste morfologische processen die
zich op, in en nabij de schorren voordoen, zijn
sedimentatie en erosie in het overgangsgebied
tussen schor en slik, het belendende interge
tijdegebied, en opslibbing tijdens overspoeling
door hoog water.
347