Volgens zeer voorlopige schattingen zouden de schorren zich uitbreiden onder invloed van de afnemende getijwerking. Welke processen daarin een rol spelen werd behandeld in Bericht 105 (augustus 1983). Het blijkt echter dat er alleen gedurende stormachtige weersomstandigheden sprake is van slibimport, en wel via de schorkreken naar het schoroppervlak. Dit is gemeten met behulp van een sediment-balansonderzoek in de monding van een schorrekreek. In de toekomst gaan overspoelingsfrequentie en -duur met 50 tot 100% terug, afhankelijk van de hoogteligging van het schoroppervlak. Men verwacht als gevolg hiervan een reductie van de ophoging van het schoroppervlak met ten minste 25%. De schorkreken zullen in de toekomst onder hevig zijn aan grotere sedimentatie, ten gevolge van aanpassingen van het doorstroo n profiel. De essentiële reliëfverschillen tussei de oeverwallen en de kreken zullen dan afnemen, hetgeen op een termijn van enige tientallen jaren aanleiding kan geven tot reliëfvervaging. Uit inventariserend onderzoek blijkt dat 70% van de schor-slikovergangen nu bestaat uit eroderende schorkliffen van een halve tot anderhalve meter hoog, 20% uit min of meer stabiele schorkliffen, en 10% uit een geleidelijke overgang tussen schor en klif. De eroderende schorkliffen schrijden terug met een meter pei jaar. De hoogteligging van de onderkant vat het klif varieert tussen N.A.P. en N.A.P. +15 m; vooral dit laatste is zeer bepalend voor ce toekomstige overspoelingsduur en -frequertie van deze gebieden. Uit de resultaten van het vervolgonderzoek, GEBROKEN GOLVEN BREKENDE GOLVEN NIET GEBROKEN GOLVEN Ws 15 m/sec. SIGNIFICANTE HOOGTE 50CÜ 2000 6000 12000 30000 GOLFKRACHT IN K/m2 Fig. 2. Golfkrachten als functie van de waterdiepte Rechts: een GE0M0R- meetopstelling Meting van erosie en sedimen tatie voor het project GEO- MOR

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1986 | | pagina 14