De norfologische opbouw van de Ooster-
scf Ide is het gevolg van erosie, transport
tn 'efhTrverdehmj vannedinnewordt^Morfologische modellen
bef aid door de waterstroming en de
gol verking in het bekken. Ten gevolge van
de t ouw van de stormvloedkering zullen
zov }l de getijamplitude als de maximale
strc msnelheid afnemen. Tevens zal de
golf verking in de toekomst meer dan
voo leen bepaald worden door golven die
op I }t Oosterscheldebekken zelf worden
it opg wekt (Bericht 104, mei 1983).
Om e morfologische consequenties van deze
vera deringen te kunnen voorspellen is het
noot takel ijk alle relevante processen en hun
onde linge relaties in een of meer modellen
t onde te brengen. Wanneer blijkt dat de
mod ilen de processen die nu optreden goed
kunr n reproduceren, kunnen we erop
vertr uwen dat ze ook de toekomstige
verai deringen zullen simuleren wanneer we
de ra idvoorwaarden daarvoor in het model
invor en.
De rr odellen die in dit artikel ter sprake
komt n worden gebruikt binnen het project
GEO 10R, dat als doel heeft de morfologische
verar leringen in de Oosterschelde te voorspel-
len d gaan optreden na het gereedkomen
van da stormvloedkering en de compartimen-
terin; sdammen. In het projectonderzoek
word een onderscheid gemaakt tussen
geulr odellen en modellen voor het gebied
tusse de gemiddelde laag- en hoogwaterlijn,
het ir ergetijdegebied.
Inter etijdegebied
Ten b hoeve van de werkgroep Kustmorfologie
isind rtijd door het Waterloopkundig Labora-
toriui te De Voorst het zogenaamde COMOR-
syste m ontwikkeld. Dit morfologisch model
is nu angepast en uitgebreid voor toepassing
inde Tosterschelde. De naam COMOR komt
van C Tastal MORphology. COMOR is een
modL air opgebouwd model, waarin verschei
dene nodellen aan elkaar zijn gekoppeld die
in pri cipe ook zelfstandig te gebruiken
zoude i zijn. Achtereenvolgens zijn de volgende
mode an te onderscheiden: voor schematise
ring, oor het getij, voor de golven, voor de
strorr, ng, voor het transport, en ten slotte een
module voor sedimentatie en erosie.
Met de module voor schematisering wordt
een rekenrooster gemaakt voor een gebied
dat door de gebruiker is gekozen. Vervolgens
wordt de bodemligging op elk rekenpunt van
het rooster vanuit peilkaarten geïnterpoleerd.
De getijmodule bestaat uit een aantal twee
dimensionale WAQUA-modellen, die aan de
hand van gegeven randvoorwaarden de
waterstand berekenen en de over de diepte
gemiddelde stroomsnelheid. Men hanteert
hier een rekenrooster met een specifieke
maaswijdte. Zo is de maaswijdte van een
detailmodel van de Oosterschelde 100 bij 100
meter. De hele Oosterschelde is in vier van
zulke DOOS-modellen geschematiseerd. De
randvoorwaarden voor deze DOOS-modellen,
zoals wind, waterstand en stroomsnelheid,
worden geleverd door het O O ST -III model,
met een maaswijdte van 400 bij 400 meter.
Dit model omvat het gehele Oosterschelde
bekken en een deel van de Voordelta. Het is
mogelijk om met OOST III de veranderingen
in de waterbeweging ten gevolge van de
stormvloedkering en de toekomstige compar-
timenteringsdammen te simuleren.
Een volgende module van COMOR berekent
golfparameters, zoals de golfhoogte, de
golfperiode en de golfrichting. Doordat de
diepe geulen afgewisseld worden door
zandplaten en slikken, zijn refractie en
diffractie hier belangrijke processen. Refractie
is het bijbuigen van de golfkammen op
plaatsen waar het ondieper wordt of waar de
stroming de golven beïnvloedt. Dat er golven
voorkomen aan de lijzijde van bijvoorbeeld
een zandplaat, is het gevolg van diffractie van
de golven. Een derde punt is dat veel golven in
de Oosterschelde zelf worden opgewekt. Het
353