een soort golfbeweging in de waterbouwkun dige zorg te onderkennen, waarbij na ieder rampherstel de aandacht weer verflauwde. De stormvloed van 1916 gaf de stoot tot de Zuiderzeewerken, de ramp van 1953 tot de De'tawerken. Twintig jaar later werd volledige afsluiting van de Oosterschelde echter een te rigoureus middel geacht. De Oosterschelde zelf, als natuurlijk element van grote waarde, moest verdedigd worden. Een combinatie van afs uiting en behoud van het getij bleek na grote inspanningen haalbaar. In 1990 wordt een periode van herstel en versterking afgesloten. De eerste opgave is dar. de verkregen veiligheid vast te houden. De A/et op de Waterkering, nu in ontwikkeling, moet daar als vervolg op de Deltawet het kadar voor bieden. Mogelijk is de economische cris s dan achter de rug en het financieel klimaat opgeknapt. Met de afsluiting van de zeegaten is dan in feite weer een gesloten kustlijn bereikt tussen Walcheren en Den Helder, en in tweede linie tussen Den Helder en de Eems. Aan het kustbeheer de opgave, deze situatie te handhaven. Kus beheer: omgaan met een bewegende grers De grens tussen water en land is ter plaatse van de zandige kust langs de Noordzee niet echt vastgelegd. De westkust van Holland erodeert nog steeds: in het noorden van Noo d-Holland met een snelheid van één a twee meter per jaar, verder naar het zuiden met enkele decimeters, of net niet meer. De Wacdeneilanden vertonen soms aanzienlijk grotere voor- of achteruitgang. De natuurlijke kustvorming gaat dus nog steeds door. Voor de e landen in de Delta bouwt de zee met het zanc van de Voordelta banken op, waaruit misschien eilanden ontstaan, met eventueel duinen. In dit laatste is opnieuw de invloed van mensenwerk te herkennen. Dat is ook het geval rond havenwerken: dichtbij vermindert de e osie of slaat om tot sedimentatie, maar verderop wordt de erosie versterkt. De invloed van ulke werken strekt zich verder uit dan wel eens is gedacht. Een eewering heeft een vaste ondergrond nodi Maar als een zeewering direct aan het strar d ligt is de grens tussen land en zee bewi eglijk, en als de beweging te ver gaat, de onde-grond van de zeewering zelf ook; dan kan r e zeewering bedreigd worden. Naarmate de eiosie van de kust voortschrijdt zal dit op mee en meer plaatsen het geval zijn. Uit rr acties van publiek en politiek blijkt daarnaast dat meer en meer belang wordt gehecht aan de waarden van strand en duinen voor natuur, recreatie, drinkwatervoorziening en andere functies. Ook als de veiligheid van de polders achter de duinen niet in het geding is, kan een duingebied dus niet zonder meer aan de erosie worden prijsgegeven. Zeer waarschijnlijk zal het tot nu toe gevoerde beleid van beheerste teruggang op steeds meer plaatsen worden verworpen. Er is van gebied tot gebied, tegen de achtergrond van de kust als geheel, een analyse nodig volgens het vragenschema van figuur 2. De bedoeling van het schema is, dat de beheerder van het kustvak zich van tijd tot tijd afvraagt of de laagwaterlijn in beweging is. Is er sedimentatie, dan is er gewoonlijk geen probleem, en kan meteen vraag 4 aan de orde worden gesteld. Is er erosie, dan volgt vraag 2: of de zeewering bedreigd wordt. Is het antwoord 'ja', dan moet er wat gebeuren om de Deltanorm voor die zeewering te handhaven. Is het antwoord 'nee', dan volgt vraag 3: of de zeewering verderop bedreigd wordt als de erosie hier doorgaat. Is daarop het antwoord 'ja', dan moet er wat gedaan worden om de kustlijn van de aangrenzende vakken gestrekt te houden. Is het antwoord 'nee', dan is de veiligheid van het achterliggende polderland niet in gevaar en kan het kustvak min of meer afzonderlijk beschouwd worden. Vraag 4 komt dan aan de orde: zijn er op het strand of in de duinen waarden aanwezig die nopen tot erosiebestrijding? Daarvoor is een belangen afweging nodig tussen het gewicht van de aanwezige waarden en de kosten van erosie bestrijding. Dezelfde afweging speelt in voorkomende gevallen bij de vraag of sedimen tatie bevorderd moet worden. Is het antwoord 'ja', dan zijn passende maatregelen nodig, bijvoorbeeld een zandsuppletie. Misschien zijn er in de toekomst methoden te vinden die meer inspelen op de natuurlijke krachten in de zee. Als er maatregelen moeten worden genomen, ook als dat gebeurt om de kustlijn gestrekt te houden, dan volgt als vijfde vraag welke faalkans voor de zeereep acceptabel is. Het antwoord kan veelal worden gevonden bij de hierboven genoemde belangenafweging. Van de vragen hebben de eerste drie in hoofdzaak een morfologisch/technisch karakter; ze moeten worden beschouwd tegen de achtergrond van de kust tussen Calais en Helgoland als geheel. De vragen 4 en 5 hebben meer een regionaal/ruimtelijk karakter. Het voortouw zal bij die laatste aspecten in de toekomst moeten worden genomen door de regionale overheid. 379

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1986 | | pagina 45