2 Fig. 2. Aanzanding en uitschu ring gemiddeld per jaar over de periode 1971-1 982 Fig. 3. De bodemontwikkel ng in het benedenrivierengebied in de periode 1971-1982 rivieren geheel uit zand bestaat. Aangezien in de bodem van de Noord en de Dordtsche Kil naast zand ook klei voorkomt, hebben de berekende getallen vooral hier slechts een kwalitatieve waarde, daar de aanwezigheid van klei de uitschuring zal afremmen.' Ten aanzien van de Rotterdamse Waterweg concludeert het rapport dat 'het getijvolume op deze belangrijke scheepvaartweg zal afnemen, hetgeen een tendens tot aanzanding ten gevolge zal kunnen hebben.' Zowel voor als na de afsluitingen van het Volkerak en het Haringvliet werden en worden de rivieren in het benedenrivierengebied frequent gelood. Aan de hand van de resultaten daarvan is onderzoek gedaan naar de bodem ontwikkeling van deze rivieren in de periode 1971-1982. Bij dit onderzoek is ook rekening gehouden met het in de onderzochte periode uitgevoerde onderhoudswerk, zowel baggeren als bestorten. Figuur 2 geeft, over de periode 1971-1982, de gemiddelde aanzanding of uitschuring weer over hetzelfde gebied als het rapport van de Deltacommissie. Vergelijking van de voorspelde en de opgetreden verschijnselen laat zien dat de voorziene uitschuring van de Noord en de Oude Maas benedenstrooms van de Dordtse Kil inderdaad is opgetreden, zij het dat beide rivieren minder zijn uitgeschuurd dan werd verwacht. Ook de voorspelde aanzanding van de drie Merweden, uitgezon derd het benedendeel van de Beneden-Mer- wede, het Hollands Diep tot aan de bruggen, het gedeelte van de Oude Maas voor Dordrecht en een deel van de Nieuwe Maas is opgetreden. Maar vooral op het traject Boven-Merwede- Nieuwe Merwede-Hollands Diep is aanzienlijk 342 meer sediment afgezet dan was verwacht: wel I ongeveer vier keer zoveel. De verwachte uitschuring van het beneden stroomse deel van de Beneden-Merwede is eveneens geconstateerd, ook al is dit niet te zien in figuur 2. De rivier is daar bekeken als één geheel, maar de resulterende aanzandii g wordt geheel veroorzaakt door het boven stroomse deel van de rivier. Van de ontwikkeling van de Dordtse Kil tenslotte is nog niets te zeggen, omdat het onderzoek nog niet zover is gevorderd. Tussen I 1970 en 1979 zijn hier omvangrijke reconstr jc tiewerkzaamheden uitgevoerd, waarvan de effecten de natuurlijke ontwikkeling mogelij verre overtreffen. Het tot nu toe uitgevoerde onderzoek geeft bepaalde ontwikkelingen aan voor het gehele benedenrivierengebied (zie figuur 3). Er treedt sedimentatie op langs de zuidranc van het noordelijk Deltabekken, op de drie Merweden, op de Oude Maas voor Dordrecht, in het zuidelijk deel van het Spui, in de Niei we Maas en in een deel van de Nieuwe Waterweg Opvallend bij het sedimentatieproces zijn da grote hoeveelheden die tot afzetting komei op het traject Nieuwe Merwede-Hollands Diep-Haringvliet en op de Amer: gemiddeld per jaar wel 5,4 miljoen m3, terwijl in het gehele noordelijke Deltabekken, uitgezonderd de Maasmond en de havens, gemiddeld per jaar ongeveer 7,9 miljoen m3 sedimenteert Uit het onderzoek is ook gebleken dat het zwaartepunt van het sedimentatieproces ir het gebied langzaam via het genoemde tra ecl van oost naar west opschuift. Het zwaartej unt is nu al opgeschoven tot voorbij het splitsi igs punt Dordtse Kil-Hollands Diep. Erosie treedt op in de Noord, in de Oude Maas

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1986 | | pagina 8