Als Me de Grevelingen en de Ooster- en
We Verschelde vergelijken met het vrij
reg Imatige verloop van de onderwaterbodem
voc de schone kust van Noord- en Zuid-Hol
lans tot aan Hoek van Holland, dan zien we
pas goed hoe grillig en gecompliceerd dit
gei en- en bankenstelsel is. Het is het
res Itaat van een eeuwenlang proces onder
invl >ed van het in- en uitstromend vloed- en
ebv ater en van de golfwerking (figuur 1
Gec urende dit eeuwenlange proces is de
Voc delta onder water in zeewaartse richting
uitg jbouwd. Met name is dit het geval voor de
mo d van de Oosterschelde, waarvan het
voli me in de periode 1870-1970 sterk is
toe- enomen. Op basis van de boven gemaakte
veri elijking zou men globaal kunnen stellen
dat iet morfologische beeld van de inmiddels
geh el of gedeeltelijk afgesloten zeegaten
uiteindelijk zal gaan lijken op dat van de
huidige gesloten kust tussen Hoek van
Holland en Den Helder.
Hiermee blijft echter een aantal vragen
onbeantwoord. We weten dan nog niet welke
stadia bij een dergelijke kustontwikkeling in
tijd en ruimte te onderscheiden zijn, en ook
niet waar, ruimtelijk gezien, het erosie- en
sedimentatieproces aanvangt en waarom het
daar begint.
Uit analyse van tweejaarlijkse dieptekaarten
die na de sluiting in 1971 en 1972 zijn
gemaakt van het ondiepe zeegebied vóór het
voormalige mondingsgebied van het Haring
vliet en de Grevelingen, blijkt dat zich in acht a
tien jaar uitgebreide banken evenwijdig aan de
kust hebben ontwikkeld.
Zo'n acht kilometer westelijk van de Brouwers-
dam is de lengte van het bankencomplex in
die periode toegenomen van 3 km tot 8 km,
terwijl de hoogte ervan in diezelfde periode
toenam van 3,5 m tot 0,5 m beneden N.A.P.
Er is in die tijd dan ook niet minder dan 10
miljoen kubieke meter zand in het bankencom
plex opgeslagen.
Eenzelfde ontwikkeling heeft zich voorgedaan
voor de Haringvlietdam. Hier heeft zich na de
afsluiting vooral de Hinderplaat sterk uitge
breid, die nu deel uitmaakt van het Slufterplan
voor de berging van baggerslib.
Deze banken worden opgebouwd met
materiaal dat wordt onttrokken aan de diepere
gedeelten van de westelijke rand van de
Voordelta, tussen 8 en 4 m beneden N.A.P.
(figuur 3). De oorzaak hiervan is, dat de
ebstroom, die vóór de afsluiting het zand van
de ondiepe gedeelten van de Voordelta over
de westelijke rand transporteerde, in de
situatie na de afsluiting geen rol van betekenis
Foto links: Een deel van de
kustparallelle banken voor de
Brouwersdam
Fig. 1Het geulen en banken
stelsel voor de Zuidhollandse
en Zeeuwse kust
369