zoi gt ervoor dat de stroomsnelheid van het wa er in het systeem constant blijft en nooit zaft beneden de 1,4 meter per seconde, zodat er jeen zand kan sedimenteren. In de milieu- CO' tainer kan voor bepaling van de zandcon- cei tratie 60 liter water in een verzamelvat op evangen worden. Dit water wordt vervol ge s gefiltreerd met behulp van een zogenaam de jompfilterset, over een filterdoek met een do rlaat van 50 micron. In het laboratorium wo den deze filters gedroogd en gewogen. Op int< ressante tijdstippen kunnen zo zandconcen- tra es bepaald worden op vier diepten in de doi rstroomopening. Met behulp van de wa arkwaliteitsschattingen van het HISTOS- me rtnet kunnen daaruit zandtransporten wo den berekend. Zw vend materiaal kleiner dan 50 micron wo dt gedefinieerd als slib Deze kleinste deeltjes kunnen niet in grote hoeveelheden door filtreren worden bemonsterd. Daarom wordt slib bemonsterd met een doorstroom- centrifuge, waar het in de snel ronddraaiende trommel sedimenteert onder invloed van de grote centrifugale kracht. Op die manier kan bemonsterd worden in porties, met een maximum debiet van 1000 liter per uur. Dit type bemonstering levert dan bij één portie per uur ongeveer 20 tot 50 gram zwevende stof op. Dit resultaat is voldoende voor het uitvoeren van specifieke geochemische analyses en voor de berekening van de slibtransporten die in dat deel van de Ooster- schelde optreden. Voor de bepaling van opgeloste of zwevende stoffen stroomt monsterwater door sensoren die in de leiding zijn ingebouwd De continue meting betekent in feite dat er afwisselend, 403

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1986 | | pagina 17